Editorial

Wat laat Martin Bril na?

brils-graf-32

In mijn geval zijn dat honderden en honderden e-mails.

Het begon in 2000, maar na 5 maart 2002 mailden wij bijna dagelijks. Op die dag schreef hij: “Eerst jij je akkefietje met die hersenbloeding, en nu ik – volgende operatie, want tumor in darm. Niet uitgezaaid en goed ingekapseld, maar toch”.

Sommige mails zijn niet langer dan één woord: ja, nee of okay. Andere mails zijn tweeduizend woorden lang. Er zit van alles bij: kattebelletjes, verhalen, niet gepubliceerde columns, medische bulletins, landschapbeschrijvingen, roddels, enz. Een doos van Pandora met de geest erin van Martin. Je zou het zo als krant kunnen uitgeven, zeker een maand lang en uiteraard met een aparte bijlage over auto’s.

Op 19 april 2007 schreef hij: “Het is een racewagen geworden. 400 PK, 12 cilinders, top van 360 km p/ uur. 1 op 4. Nu nog even tunen en chippen, dan trekt ie binnen 3 sec

op van 0 naar 150. Televisies achterin, telefoon, navigatie, Ipod,  geluidsinstallatie met 16 speakers, open dak. En iedereen kan onderweg tv kijken. Jammer voor het landschap. Dat ziet niemand”.

De op één na laatste mail: “Het is slecht collega. Niks lijkt te helpen. Mijn hoofd lijkt van mijn nek te vallen. Ik heb niet lang meer. Binnenkort landt de rolstoel hier”.

Al dagen ben ik aan het lezen. Hij schreef:  “Ik ben in de greep van verschrikkelijke angsten, ik beef voor de dood.  Moet men met geheven hoofd sterven, of schreeuwend van pijn en wanhoop?”.

Ik had geen antwoord. Mij resteert het schuldgevoel van de overlevende.

brils-graf-1

de Volkskrant, 29 april 2009