Zonder routekaart ben je nergens

Boeken etc

Drijfzand koloniseren

A.F.Th.van der Heijden

Uitgeverij: Querido

Soms is het voor een criticus verstandig om als eerste een boek te recenseren. Je kunt dan de toon zetten en je eigen mening elders verwoord zien. Maar het is ook aan te bevelen om met enige regelmaat als laatste een boek te recenseren. De boeken van A.F.Th. van der Heijden bijvoorbeeld lenen zich daar bijzonder goed voor.

In het geval van A.F.Th. heeft het twee voordelen om als laatste aan te komen. Ten eerste kun je dan heel mooi waarnemen hoe je collega’s zich in bochten wringen om per sé iets goed te vinden. Velen van hen hebben De Movo Tapes, deel 0 (nul) van de Homo duplex-cyclus, in superlatieven besproken en als een volgend deel – of deel van een deel – dan een beetje tegenvalt, is het altijd lastig om ineens minder opzichtig enthousiast te zijn. De meeste recensenten hebben daar de guts niet voor en wie die wel heeft, zoals Arnold Heumakers onlangs in NRC/Handelsblad, kan dat duur komen te staan. Heumakers vond De Movo Tapes prachtig, maar had weinig op met de onlangs verschenen novelle Drijfzand koloniseren, die ook tot cyclus schijnt te behoren. Heumakers begon zelfs een beetje te twijfelen aan de levensvatbaarheid van A.F.Th.’s project, wat hem op een smalende ingezonden brief van Van der Heijden kwam te staan.

A.F.Th kan veel, maar smalen is toch niet zijn grootste kracht.

AFTH.gif

En er is nog een tweede voordeel om als laatste te komen. Via je collega’s krijg je de boeken van A.F.Th uitgelegd. Door hun kritieken valt ineens te begrijpen wat die talloze figuren met elkaar uitspoken, wat hun handelingen te betekenen hebben en op welke figuren uit de Griekse mythologie de personages terug te voeren zijn. Dat krijg je er allemaal bij, “gratis en voor niets”, zou Gerard Reve zeggen. Ik heb wel eens de indruk dat sommige recesenten een direct lijntje hebben met de meester, zodat die nog eens kan verhelderen wat voor het lagere volk onduidelijk is.

In navolging van Harry Mulisch zegt Van der Heijden geen boeken te schrijven, maar een oeuvre te scheppen. Alles heeft alles met elkaar te maken, alles is één reusachtige goulash. Maar Mulisch schreef wel aparte boeken, dat wil hij zeggen: hij schreef boeken die op zichzelf kunnen staan. Deed Mulisch dat voor de verandering niet, zoals in De verteller, dan kwam hij er na een tijdje achter dat hij een vergissing had begaan. Wel heeft hij eerst De verteller nog even uitgelegd in De verteller verteld, maar dat maakte het er niet beter op. Zo’n in zichzelf gekeerde aanpak heeft Mulisch later niet meer herhaald.

Anders dan Mulisch schrijft Van der Heijden nu boeken die eigenlijk niet meer apart te lezen zijn. Je moet al het voorafgaande tot je hebben genomen en dan moet je ook nog eens alles kunnen onthouden. In Drijfzand koloniseren helpt de auteur de lezers een handje door te beginnen met een dramatis personae, een schier eindeloze lijst van personages die zijn opgetreden of nog zullen optreden. Ik zie het er nog eens van komen dat wat in het feuilleton “een korte inhoud van het voorafgaande” wordt genoemd, in de toekomst bij A.F.Th. langer zal worden dan het nieuwe deel zelf.

Waarin Van der Heijden ook Mulisch navolgt – of om het vriendelijker te zeggen: wat hij ook met hem gemeen heeft – is het teruggrijpen op de mythe. Mulisch heeft wel eens beweerd dat de mythe en de literatuur elementairder zijn dan de psychologie. Met andere woorden: de psychoanalyse en de psychologie verklaren wel de mens Oedipus, maar niet de mythe. Naar mijn gevoel is Mulisch op zijn best als zijn mythologie op de achtergrond blijft. Het is er wel, maar je krijgt het onopgemerkt opgediend. Bij Van der Heijden word je de Griekse mythologie in vol ornaat ingepeperd. “Drijfzand koloniseren“, schrijft A.F.Th. in zijn nawoord, “is een vrije prozabewerking, rond karakters uit de romancyclus Homo duplex, van (gedeelten van) drie tragedies van Sofokles. Van Oedipus in Kolonos is het slot genomen, Antigone is in haar geheel geadapteerd en van Koning Oedipus beklijft alleen een verre echo”.

Even verderop vertelt Van der Heijden dat Sofokles in Antigone een “dramatische misslag” heeft begaan door Antigone’s zuster Ismene van het toneel te laten verdwijnen en ook niet meer te laten terugkeren. Of dat ironisch bedoeld is weet ik niet, maar Van der Heijden schrijft dat hij die misslag heeft gerespecteerd en met zijn analoge personages in Drijfzand koloniseren precies hetzelfde heeft gedaan. Die methode begint zo’n beetje op mythologisch vakken vullen te lijken. In mijn ogen heeft het ook iets banaals om zo’n klassiek schema precies na te volgen in de hoop dat je als vanzelf een even groot meesterwerk zult scheppen als de grote tragedieschrijvers. Het vertrouwen in zo’n aanpak doet ook een beetje denken aan de zoektocht van Gerard Reve naar de oerwetten van het toneel. Wat daaruit voortkwam, was zijn rampzalig toneelstuk Commissaris Fennedy.

Uit het voorafgaande zal de lezer opmaken dat ik Drijfzand koloniseren niet bijzonder kan waarderen. Dat komt vooral omdat ik het praktisch niet kan lezen en begrijpen als een op zichzelf staand kunstwerk. Het is een stukje van een puzzel, maar hoe de puzzel er in zijn geheel gaat uitzien, daarvan heb ik nog geen idee. En daarover heb ik eigenlijk ook geen oordeel. Gezegd moet worden dat die paar stukjes die ik tot dusver heb mogen aanschouwen mij weinig vertrouwen inboezemen. De stoet van tientallen personages met hun vergezochte namen en daarbij ook nog eens het legertje van anonymi – van 1 tot 29 – staan borg voor een gekrioel van gebeurtenissen, die voor de lezer slechts te volgen zijn met tafelgrote schema’s en gedetailleerde ANWB-routekaarten van de Griekse mythologie.

Misschien vergis ik mij, en ligt het aan mij. Wel verdenk ik sommige collega’s ervan dat zij staan te juichen, niet omdat zij gegrepen zijn, maar eenvoudig omdat het hoort bij zulk soort literatuur. Dat zij het voornamelijk hebben over de “indrukwekkende taalexplosies” van A.F.Th. is ook een manier om je als criticus te verschuilen. Nogmaals: misschien vergis ik mij en moet ik mijn mening herzien als ik de hele puzzel onder ogen heb gekregen. Maar voorlopig houd ik het erop dat Van der Heijden de weg kwijt is. De blinde ziener Teiresias in de gedaante van Jules de Corte of Ray Charles zou hier uitkomst kunnen bieden.

HP\De Tijd, 21 april 2006