Het beestje in Daisy

Boeken etc

Het beest in Daisy
Cindy Hoetmer
Uitgeverij: De Arbeiderspers

Elke week bel ik even met mijn chef cultuur over het te bespreken boek. Is er een nieuwe Mulisch uit dan is er geen probleem. Bij de nieuwe Grunberg, Nooteboom of K. Schippers evenmin. Bij Louis Ferron, Brakman of Monica van Paemel wordt het al lastiger. Is er nog meer uitgekomen? Per week is er slechts ruimte voor één bespreking. Soms is er even een literaire stilte, maar soms is het dringen.
Debuten en romans van onbekende schrijvers komen er vaak bekaaid vanaf. Laatst nog een aardige e-mail gekregen van Ernest van der Kwast of ik zijn boek Soms zijn de dingen mooier als er mensen klappen wil bespreken.

“Ernst van der wie?”, zegt mijn chef cultuur.

Ken ik ook niet, maar hij schijnt achter dat collectieve pseudoniem Yusef el Halal te zitten. Zat Giphart ook bij, geloof ik. Het boek heette Man zoekt vrouw om hem gelukkig te maken, en ze deden er erg geheimzinnig over.

“Is Ernest van der Kwast ook een pseudoniem?”, vraagt mijn chef cultuur.

Geen idee. Ik zal er nog eens naar kijken.

Het beest in Daisy.jpg

Een gevaarlijke categorie zijn de boeken van eigen medewerkers. Dat gaat in principe nooit goed. Kraak je een boek van een eigen medewerker dan kraak je ook een deel af van de krant of het weekblad waar jezelf in schrijft. Bovendien moet je het slachtoffer de komende maanden op de burelen zien te vermijden. Schrijf je een juichende recensie dan ben je voor de buitenwereld niet geloofwaardig, zelfs niet als al dat gejuich terecht zou zijn. Eigen roem stinkt altijd.

“Waarom bespreek je deze week niet Het beest in Daisy van Cindy Hoetmer?”, zegt mijn chef kunst.

“Cindy Hoetmer? Die schrijft toch een column in ons eigen blad”.

“Ja, die”.

“Liever niet. Als het tegenvalt, ben ik de gebeten hond”.

“That´s all in the game. Daar moet ze maar tegen kunnen. Maar als het goed is en je bespreekt het niet, heb je iets gemist”.

“Weet je het zeker…”.

“Heel zeker”.

Voor me ligt Het beest in Daisy van Cindy Hoetmer. Het is 208 pagina´s dik en ik heb het uit. Sinds het succes van de televisieserie Sex in the City is er een bepaald soort lectuur ontstaan: vlot geschreven verhalen en verhaaltjes, waarin de vrijgezel centraal staat. Die centrale vrijgezel heet trouwens een single, want Ibiza en New York zijn nooit ver weg als er vrijmoedig wordt gesproken over de spanning van een date, de genoegens van coke snuiven of over de gevaren van het anal sex en double penetration.

Sex in the City is inmiddels voor man en vrouw, voor jong en oud, voor publiek en commercieel, voor kwaliteit en flut. Het is een klein wondermiddel geworden, een elixer dat even de aandacht weet te trekken van kijker en lezer. Als Sex in the City een traditie zou zijn dan zou Het beest in Daisy daar perfect in passen.

Diasy is zo´n vrouw die op haar dertigste nog niet is getrouwd. Vroeger gaapte de afgrond van het oudevrijstersschap, maar heden ten dage is de wereld voor dit type vrouw een tropisch zwembad vol promiscue geneugten. Als je de weg weet in de jetset en je bent in staat op feesten je woordje te doen, dan is er nog helemaal geen reden om te trouwen. Geef het beest in jou de ruimte en laat de freak in hem naar buiten komen. Het is de moderne variant op de zigeunerin met de onblote tiet, en daar is natuurlijk niets op tegen.

Maar als de roman begint, ligt Daisy nog in een toestand van inertie te bed. Zij heeft zich ziek gemeld, een daad die wij allemaal kunnen begrijpen, want Daisy is boekhouder en noem mij één beroep dat nog vervelender is dan dat van boekhouder.

Vakkenvuller misschien, maar dat is meer iets voor allochtone jongeren die de lagere school niet hebben afgemaakt.
De grenzeloze gemelijkheid van Daisy zie je ook vaak in Sex in the City. Daar is het doorgaans de voorbode van een nieuw avontuur. Dus samen met haar vriendin Colette gaat Daisy op pad. Colette schrijft stukjes over de jonge vrouw voor een jongevrouwenblad. Zij houdt interviews met Daisy, waarin Daisy telkens andere namen krijgt. Interviews over vibrators, pijpen en kontneuken, u kent dat wel. Zo is Daisy dankzij Colette de bekendste onbekende vrouw van Nederland geworden.
Op een van hun strooptochten komt Daisy niemand minder dan Philip F. Springer tegen, een figuur in wie wij na heel diep nadenken een soort kruising herkennen van Jerry Springer en John de Mol. Op hun eerste nacht wordt Daisy zo verschrikkelijk door Philip geneukt dat zij er na afloop geen weet meer van heeft. Maar verslaafd geraakt aan de gevoelloze seks met Philip ontwikkelt zich alras een verhouding die uitsluitend is gebaseerd op de keiharde wip.

Of zou er toch meer zijn tussen hemel en aarde?

Net als in Sex in the City blijkt al snel dat mister Big enige perverse afwijkingen cultiveert, waar Daisy overigens niet onmiddellijk afwijzend tegenover staat. Een jonge vrouw is nieuwsgierig, niet soms? Maar een jaloers vriendje en een beladen verleden als kraakster geven aan Het beest in Daisy toch nog een draai, die in de literatuur ook wel eens een plot wordt genoemd. Die zullen wij hier niet verraden.

Cindy Hoetmer heeft een genrestukje geschreven dat de tijdgeest messcherp beoogt aan te voelen. Of het bij het grote (vrouwen)publiek succes zal hebben, valt moeilijk te voorspellen, maar eerlijk gezegd geloof ik er niet zo in. Hoetmer is geen Heleen van Royen die behalve een fijne neus ook nog over enig talent beschikt om een lang verhaal te kunnen vertellen. Van Royen is een showvrouw met een provocatieve inslag. Zelfs als zij meedoet aan zoiets onsmakelijks als Sterrenboksen lijkt ze er bij haar publiek mee weg te komen, de schat. Als de website van Helen van Royen bekijk en die van Cindy Hoetmer zie ik een groot verschil: vrouw van de wereld versus lief meisje dat vast nog wel een leuke jongen tegen het lijf loopt.

Een wekelijkse column schrijven is nog iets anders dan een roman fabrieken, ook als de formule reeds bekend. Bij dit soort boeken hoort goeddoordachte marketing en ik vraag me af of De Arbeiderspers daarop is voorbereid. Ik zie een afgrond, maar laten wij voor Cindy en Daisy hopen dat ik me vergis.

En voor mij is het te hopen dat mijn chef cultuur tevreden is met dit stuk.

HP\De Tijd, 17 juni 2005