Toen Jan Siebeling nog geen bestsellers schreef

Boeken etc

Engelen van het duister
Jan Siebelink
Uitgever: Meulenhoff

De uitgever probeert het argeloze lezerspubliek een beetje te laten geloven dat Jan Siebelink, wiens Knielen op een bed violen zo’n onverwachte bestseller werd, een nieuwe roman heeft geschreven. Engelen van het duister zou een soort vervolg zijn. In werkelijkheid werd Engelen van het duister reeds in 2001 gepubliceerd en heeft het nu alleen een nieuw kafje gekregen. Ik schreef er toen de hier onderstaande recensie over. Bedenk wel dat Siebelink toen zo’n mainstream-schrijvers was, die met zijn boeken nooit grote oplagen haalde.

Jan Siebelink behoort tot die grote groep Nederlandse schrijvers die nooit helemaal is doorgedrongen tot de top. Zijn boeken worden trouw besproken en zijn oeuvre groeit gestaag, maar een echte bestseller zit er niet tussen. Kennelijk loont zijn schrijverschap onvoldoende, want in al die jaren van publiceren, is hij gewoon leraar Frans gebleven. In zijn romans kom je zo’n leraar ook wel eens tegen. Vaak droomt hij er dan van om zijn baan aan die verdomde school op te geven, maar in het echt is dat bij mijn weten nooit gebeurd. Nog niet eens zo lang geleden zag ik in Het Algemeen Dagblad een kort interviewtje met Siebelink over de voor- en nadelen van de Pabo’s.

Tsja, zou Martin Bril zeggen.

Je moet voor het vrije schrijversbestaan nu eenmaal ook over een bepaalde mentaliteit beschikken. Wel heb ik de indruk dat Siebelink de laatste jaren wat meer probeert om zich direct tot het grote publiek te richten. Hij publiceerde wielerverhalen en kwam vorig jaar met het autobiografische Mijn leven met Tikker. Dit boekje, dat gaat over leven en dood van zijn hazewindhond, steunt op het eenvoudige effect dat je door vooral niet sentimenteel te doen ongelooflijk sentimenteel kunt worden. Voor hondenhaters zal Mijn leven met Tikker ongetwijfeld onverdraaglijk zijn, maar mij beviel het wel.

Engelen van het duister.jpg

En nu is dan Engelen van het duister verschenen, een dikke roman van 367 pagina’s. De roman bevat een groot aantal elementen die wij bij Siebelink al eerder zijn tegengekomen. De vaderfiguur en zijn orthodox geloof, bij voorbeeld. Zo is voor de omslag het schilderij Les paons van Degouve de Nuncques gebruikt, wat niet anders dan een verwijzing kan betekenen naar de beruchte dominee Paauwe uit Velp, die onder zijn volgelingen ook de vader van Siebelink mocht rekenen. De vader uit Engelen van het duister is trouwens ook weer de kweker, die wij uit eerder werk van Siebelink kennen, en om helemaal dichtbij huis te blijven, komt in de roman ook een hazenwind te sterven. Als er inderdaad twee soorten schrijvers bestaan, waarvan de eerste altijd hetzelfde boek schrijft en de tweede altijd een ander boek, dan behoort Siebelink duidelijk tot de eerste soort.

Toch moet ik daar onmiddellijk aan toevoegen dat Engelen van het duister zich voor mij ontvouwde als een aangename verrassing. Er valt wel het een en ander op deze roman af te dingen, maar zeker is dat ik het in één adem heb uitgelezen. Het is soms wat langdradig, omdat Siebelink hier en daar te veel voorrang geeft aan zijwegen, maar alles bij elkaar laat de roman zich lezen als een trein.

Engelen van het duister gaat over twee zoons waarvan Lucas Alteveer, de oudste, in de ogen van de orthodox calvinistische vader wil deugen, terwijl Casper, de jongste, in de ogen van diezelfde vader slechts zal opgroeien voor galg en rad. Alles staat hier klaar voor een predestinatie die natuurlijk ook als een selffull-filling prophecy kan worden opgevat. Het boek begint met een scène waarin de jonge Casper zich als een schandknaap laat prostitueren bij één van de oudere dames, die hem voor seksuele diensten plegen te betalen. Casper pleegt seks te hebben zonder verliefd te zijn, hij doet het niet eens uit werkelijke lust, maar slechts vanwege het geld. Studeren doet hij nauwelijks en als hij niet in de kroeg hangt, ligt hij het liefst in zijn bed te stinken. Zijn ouders laat hij wachten bij het eten en het lezen van de Bijbel doet hij steevast verkeerd. In God gelooft hij al lang niet meer. Kortom, in alles vertegenwoordigt vertegenwoordigt het Sodom en Gommora van de moderne jeugd.

Hoe anders is Lucas, de Jekyll-helft van de twee broers. Lucas voldoet aan alle eisen die zijn vader hem stelt. Hij is godvrezend, leergierig, gehoorzaam en fatsoenlijk. Met zijn studiehoofd is voorbestemd om later professor te worden. Tel daarbij op dat Lucas ook nog eens thuiskomt met een even net als aantrekkelijk meisje en men kan zich voorstellen dat de broers in een alles vernietigende rivaliteit tegenover elkaar komen te staan.

Het is echter een belangrijke verdienste van Siebelink dat hij voor een geheel andere oplossing heeft gekozen. Aangemoedigd door het meisje, Ymke Wessels, ontwikkelt zich een Jules-et-Jim-achtige relatie tussen de beide broers, waarbij er langzaam van plaats wordt gewisseld. Ymke trouwt nog wel met de saaie en gedegen Lucas, maar het kind dat uit die verbintenis geboren wordt, is naar alle waarschijnlijkheid van de Dionysische Casper.

Na de dood van de vader vindt er evenwel in de psychische gesteldheid van beide broers een opvallende metamorfose plaats. Nu het voornaamste object voor Caspers verzet is weggevallen, transformeert hij zich van vrouwenverslindende schandknaap tot een brave Hendrik, die als leraar op een middelbare school in Ede het beste voor heeft met zijn leerlingen. Met Lucas gaat het daarentegen precies in tegenovergestelde richting. Na de dood van zijn vader is hij de weg kwijt. Vermoedend dat zijn kind ook niet het zijne is, begint deze keurige professor aan een liederlijke levenswandel. Na college neukt hij zonder scrupules zijn studentes en ook deinst hij er niet voor terug weer een andere vrouw in een bordeel voor zich te laten hoereren.

Vooral in de beschrijvingen van Lucas’ transformatie toont Siebelink dat hij uit het ware schrijvershout vervaardigd is. Zelf had ik de neiging snel door te willen bladeren, op zoek naar een nieuwe scène waarin deze Lucas nog verder weg zou zakken in de poel des verderfs. Als lezer kun je van nooit genoeg krijgen van een goed beschreven ondergang.
Engelen van het duister is ongetwijfeld is van Siebelinks beste boeken. Toch is het jammer dat de roman af en toe wordt overwoekerd door Siebelinks behoefte om verhalen te blijven vertellen. Soms is het te veel: het verhaal met de dode hond – inderdaad een boekje op zichzelf – of het verhaal van het buurjongetje dat aanvankelijk niet leren wil. Ook het einde sleept en leidt niet tot de werkelijk grote tragedie die ons als het ware gepredestineerd in het vooruitzicht werd gesteld.

Toch heeft Siebelink met dit boek een nieuwe stap voorwaarts gedaan, als bewijs dat ook oudere schrijvers nog kunnen groeien in hun schrijversschap. Het is misschien een vreemde vraag of Siebelink nog zou kunnen doorbreken naar de regionen van de bestsellerschrijvers. De thematiek komt op verschillende punten overeen, dus waarom zou Siebelink niet kunnen wat Maarten ‘t Hart al jaren geleden heeft bereikt? Het zit hem naar mijn gevoel niet in stijl, maar vooral in de compositie die bij ‘t Hart vaak dwingender is. Ik denk ook dat ‘t Hart slechtheid en gespeelde naïveteit beter kan combineren. Bij Siebelink wordt nog gehuild als het paradijs verloren is. Bij ‘t Hart betekent dat verlies een bevrijding waarom je lachen kunt.

HP\De Tijd, 8 januari 2001