Literatuur is een zinkend schip

Gastenhoek

In de Rode Hoed hebben twaalf columnisten een column uitgesproken over een door mij opgegeven onderwerp. De komende tijd zullen die columns hier worden gepubliceerd.

Noordervliet1.jpg

Deze column is van Nelleke Noordervliet, die de de volgende stelling op kreeg: “Dat in Nederland literatuur voornamelijk nog door vrouwen wordt gelezen is rampzalig voor de literatuur – en rampzalig voor de vrouwen“.Zodra vrouwen toegang krijgen tot een beroep keldert de status van dat beroep. Of omgekeerd: zodra de status van een beroep daalt, stromen daar vrouwen in. Nu vrouwen in de westerse wereld doordringen in het middenkader van organisaties en er dus een zekere feminisering van de maatschappij optreedt – hier en daar is zelfs sprake van een sprong door het glazen plafond – begint het duidelijk te worden welk een ramp ons heeft getroffen. De heldere, competitieve en ludieke structuur van de mannenwereld, wordt ondergraven door het slopende gif van de vrouwelijke omgang.

De literatuur, van oudsher een bezigheid waaraan vrouwen zich onder strenge condities mochten overgeven, is een angstaanjagend voorbeeld van hoe het er binnenkort overal uit zal gaan zien. Binnen de literatuur bestond in het verleden het damesreservaat, romans geschreven door vrouwen voor vrouwen. Goed verkocht en veelgelezen, maar buiten de officiële literatuur, waar uiteraard de man heerste. Uitgevers waren mannen, critici waren mannen, echte literatoren waren mannen, echte lezers waren mannen.

Noodervliet21.jpg

Sinds de jaren zeventig kwam daar de klad in. De vrouw rukte op in de uitgeverij, in de kritiek, in de boekhandel en de bibliotheek. Lezeressen vormden stoottroepen in leesclubs. Schrijfsters eisten gelijke behandeling. De dames begonnen elkaar de bal toe te spelen. De vuilste truc die ze daarbij uit konden halen, lieten ze niet ongebruikt: lazen ze vroeger in het damesreservaat vrijwel uitsluitend werk van Annie Oosterbroek-Dutschun en haar collegaatjes, nu begonnen ze ook aan Herman Stevens en Kees ’t Hart. Literaire avonden werden niet meer bezocht door pijprokende intellectuelen maar door kwebbelende tantes. Zolang het literair café heette, kwam er nog weleens een heer, maar zelfs die benaming is de nek omgedraaid. Het ging niet meer over de wereld en het leven, maar over emoties en herkenning.

Geletterde mannen vluchtten naar het echte café, waar ze nieuwe literaire bewegingen bedachten en aan de drank gingen. De drank was van oudsher het toevluchtsoord van de grote talenten. Nu dus maar eerst de drank, dan kwam misschien het talent vanzelf. Ze gaven de macht niet zo snel uit handen, benoemden elkaar in jury’s en zagen er nauwgezet op toe dat vrouwen niet of nauwelijks literaire prijzen kregen en krijgen. De mannelijke lezers kwamen eveneens in opstand tegen de huiselijke tirannie van hun echtgenotes die hun almaar boeken opdrongen van Dorrestein en De Moor. De mannen lieten de romans met dedain liggen en kozen massaal voor non-fictie.

De geringere aantrekkingskracht van de literatuur voor mannen zorgt bijgevolg voor een vermindering van de toestroom van getalenteerde schrijvers. De prijzen en nominaties die de kleine kring jureerders ronddeelt, vallen zo toe aan boeken van een steeds geringer gehalte en een steeds magerder zeggingskracht. Het effect daarvan laat zich raden. Als dat de literatuur is waarmee vrouwen zich moeten meten, dan is er ook voor hen geen enkele reden meer om literatuur te ambiëren. Er is veel sneller succes te behalen met chicklit en thrillers voor een publiek dat zodanig is afgestompt dat ze Kluun voor de waardige opvolger van Hermans – who the fuck is Hermans – verslijten.

De literatuur is een zinkend schip. De ratten hebben het al verlaten. Nu de vrouwen nog. |

Nelleke Noordervliet