Ode op de discriminatie

Invallen

Van politicus tot pedagoog, van topsporter tot moraaltheoloog, van welzijnswerker tot psychiater, van links tot rechts, allemaal zijn ze het erover eens dat discriminatie een verwerpelijk verschijnsel is, dat moet worden bestreden. Toch zou ik de stelling willen verdedigen dat discriminatie niet alleen onuitroeibaar is, maar ook dat er zonder discriminatie eigenlijk niet te leven valt.

Wij discrimineren vanaf onze geboorte, vanaf het eerste moment dat wij kunnen waarnemen. Wij onderscheiden groot van klein, warm van koud, nat van droog, en rood van blauw. Ons zintuiglijk systeem is gebaseerd op een verfijnd vermogen om te discrimineren. Nu is dat ogenschijnlijk een discriminatie zonder morele inhoud, maar het wordt al anders wanneer wij – en dat gebeurt al snel – worden geconfronteerd met het verschil in sekse.

discriminatie2.jpg

Als man zijnde valt mijn oog vaak op vrouwen en het eigenaardige daarbij is dat mijn oog eerder valt op mooie vrouwen dan op lelijke. Mijn oog discrimineert, of ik dat niet wil of niet. Natuurlijk zijn de begrippen mooi en lelijk ook sociaal bepaald, maar zonder een gediplomeerd antropoloog te zijn, vermoed ik toch dat er maar heel weinig culturen bestaan waarin mannen een vrouw met wratten of elefantiasis prefereren boven een ongerept meisje.

Dat is heel onredelijk, maar zo werkt het nu eenmaal. Geen overheidscampagne zal daar ooit verandering in kunnen brengen. In de keuze van zijn of haar echtgenoot, vrienden en kennissen is ieder mens voortdurend aan het discrimineren – bewust en onbewust. Ik zie niet in hoe je dat zou kunnen veranderen, zelfs niet als je een rigide kastesysteem invoert dat gebaseerd is op uithuwelijking.

Een tijd geleden zag ik op de televisie hoe Erica Terpstra, onze sportjahoo, druk aan het telefoneren was. Zij bleek te gast te zijn bij een stichting die zich inzet voor de bestrijding van leeftijdsdiscriminatie, een loffelijk streven waarbij je wel enige vraagtekens kunt plaatsen.

Discrminatie3.jpg

Ook leeftijdsdiscriminatie heeft haar nuttige kanten. Heb je een wiskundige nodig die creatief onderzoek moet doen, dan kun je beter een jong iemand nemen, want de ervaring leert nu eenmaal dat wiskundig inzicht afneemt bij het ouder worden. Daarentegen lijkt mij een wat oudere voetbalscheidsrechter te verkiezen boven een jong broekkie. Overwicht moet er zijn.

Overal om je heen wordt gediscrimineerd. Wanneer een criticus het ene boek juichend bespreekt en het andere afkraakt dan discrimineert hij, terwijl hij eigenlijk niets anders weergeeft dan zijn persoonlijke voorkeur. Toch komt die persoonlijke voorkeur breed uitgemeten in de krant en worden mensen die dat boek nog helemaal niet hebben gelezen erdoor in
hun meningsvorming beïnvloed. De schrijver van dat boek met die slechte recensie heeft een rotavond en mogelijk wordt hij ook nog eens in zijn inkomen gepakt, omdat niemand meer dat boek wil lezen. Dat is allemaal erg onrechtvaardig, zeker wanneer die criticus een literaire patser is, die zelf geen deuk in een pakje boter kan schrijven.

Nu zijn er allerlei vormen van discriminatie, waartegen de overheid stelling neemt. Discriminatie wegens geloof, huidskleur of seksuele voorkeur worden terecht bestreden, maar er zijn ook vormen van discriminatie die door de overheid krachtig worden gestimuleerd. Neem bij voorbeeld de inkomensverdeling. In onze maatschappij, trouwens in bijna alle maatschappijen, zijn er die heel veel verdienen en zijn er die heel weinig verdienen. Je hebt mensen die stinkend rijk zijn en je hebt mensen die niets bezitten.

Waar is dit verschil in rijkdom op gebaseerd?

Op een discriminatoir stelsel, dat alles met ongelijkheid en onrechtvaardigheid te maken heeft. Waarom verdient een minister-president tien keer zo veel als een vuilnisman en waarom verdient een lid van de raad van bestuur van Endemol twee keer zoveel als de minister-president en twintig keer zo veel als een vuilnisman? Op die vragen is geen echt antwoord te geven. In alle opzichten lijkt mij de baan van minister-president leuker dan die van vuilnisman. Als minister-president heb je een eigen auto, je krijgt altijd lekker te eten, je hebt macht en status, en bovendien kom je nog eens interessante mensen tegen. Een vuilnisman heeft dat allemaal in veel mindere mate, dus je zou verwachten dat hij een flinke compensatie krijgt in zijn loonzakje. Maar dat is niet zo. Die verschillen liggen zelfs verankerd in een sociaal stelsel. Er is een loongebouw opgetrokken, waarin de inkomensverschillen minutieus zijn vastgelegd. Een heel bouwwerk van salarisschalen suggereert dat onze maatschappij draait op een objectief systeem, maar in feite is het pure metafysica.

Om de inkomensdiscriminatie te rechtvaardigen, worden altijd argumenten genoemd die ook weer discriminerend zijn. Zo draagt een minister-president meer verantwoordelijkheid, en dat moet worden gehonoreerd. Het vermogen om verantwoordelijkheid te kunnen dragen, is voor een belangrijk deel weer een kwestie van intelligentie. En intelligentie is aangeboren. Een slim iemand is toevallig slim geboren. Een minder slim iemand is toevallig minder slim geboren. Over het algemeen verdienen slimme mensen meer dan minder slimme mensen. Opnieuw onredelijk, maar niets aan te doen. Ook stimuleert de overheid studie en bijscholing. Erg mooi, maar die politiek discrimineert vooral ten gunste van degenen die in staat zijn studie en bijscholing met succes te volgen.

Hoewel de inkomensverschillen nauwkeurig zijn vastgelegd, speelt ook het mechanisme van vraag en aanbod een discriminerende rol. Wanneer een lid van de raad van bestuur bij Endemol 42 duizend gulden per maand verdient, dan kan hij dat vragen omdat er kennelijk maar weinig mensen geschikt zijn voor die baan. Dat Kluun en Siebelink veel meer verdienen dan K.Schippers of Rudy Kousbroek, is omdat zij veel meer boeken verkopen. Dat zegt niets over de kwaliteit van hun werk. Het is een kwestie van vraag en aanbod en die wordt voor een belangrijk deel bepaald door een toevallige mode. Die mode treft mij als onrechtvaardig en discriminerend.

Discriminatie zorgt ervoor dat alles en iedereen ongelijk wordt. Die ongelijkheid is op niets gebaseerd, maar dat heeft – binnen bepaalde grenzen – nu juist ook haar charme. Discriminatie heeft veel leed berokkend, maar wij mogen haar ook wel eens prijzen.

Gebaseerd op een stukje uit Het Parool van 16 april 1996