Oenigheid als voordeel

Columns

Je kunt in deze verkiezingstijd de televisie niet aanzetten of er verschijnt wel een politicus in beeld, die goede sier wil maken. Ineens treden ze op in gezellige shows, laten zich interviewen door lekkere meiden, of hangen ondersteboven in een klimrek. Meedoen aan een quiz is tricky business, sinds Joop den Uyl een fragment van een gedicht te horen kreeg en niet wist dat het afkomstig was uit Mei van Gorter.

Een geslaagd optreden op de televisie wordt vrijwel onmiddellijk vertaald in stijgende opiniecijfers; vandaar dat met recht kan worden gezegd dat wij leven in een televisiedemocratie.

Al een paar keer heb ik iemand op de televisie horen vertellen dat de televisiedemocratie pas werkelijk is begonnen in 1960 met het televisiedebat tussen Nixon en Kennedy. Zes jaar geleden heb ik die confrontatie op video nog eens teruggezien, toen ik op vakantie in Californië toevallig de Richard Nixon Library passeerde. Inderdaad ziet Nixon, die de avond tevoren zijn knie had gestoten, er niet helemaal patent uit. Hij had bovendien zo’n Ruud Lubbers-achtige schaduwbaard, naar men zegt omdat Nixon weigerde make-up te gebruiken. Uit onderzoek bleek dat radioluisteraars vooral Nixon als winnaar aanwezen, terwijl televisiekijkers – en vooral de vrouwelijke – de voorkeur gaven aan Kennedy.

Toch is het onwaarschijnlijk dat Nixon in 1960 het belang van het tv-debat niet heeft onderkend. Acht jaar eerder had hij juist hele goede zaken gedaan met de televisie.

In 1952 wilde Nixon vice-president onder Eisenhower worden, maar die ambitie kwam in gevaar toen hij ervan werd beschuldigd giften te hebben aangenomen van oliebaronnen. Bijgestaan door zijn familie hield hij een meesterlijke televisietoespraak vol gespeelde emoties, waarin hij alle beschuldigingen tegensprak en zei dat hij maar één gift had aangenomen: het wit-zwarte hondje Checkers. Het dier was liefderijk in het gezin opgenomen en zijn twee dochters lieten het elke dag uit. Moest Checkers echt worden teruggegeven?

Nixon+Checkers.jpg

Ook dat optreden heb ik in de Richard Nixon Library nog eens teruggezien, en je begrijpt onmiddellijk waarom het Amerikaanse publiek bij deze tearjerker helemaal plat ging. Eisenhower handhaafde zijn running mate na de Checkers-speech.

Als het waar is dat er relatie bestaat tussen televisie en populariteit – en niemand die daaraan twijfelt – dan heeft premier Balkenende kennelijk in de gaten hoe het moet, want de partij die hij aanvoert, stijgt in de polls. Eerlijk gezegd vind ik het optreden van onze minister-president nogal oenig – ik heb er geen ander woord voor. Maar kennelijk slaagt Balkenende erin die oenigheid te verbergen, of – als dat niet meer lukt – er handig gebruik van te maken, zoals hij op spectaculaire wijze deed in De wereld draait door. De slimme kluns of underdog, die zijn nadeel ombuigt in een voordeel; daaraan herken je de ware politicus.

Voor Wouter Bos ligt het anders. Die stond op een gegeven moment op 61 zetels en moet gedacht hebben dat er niets meer mis kon gaan als hij maar geen fouten maakte. En juist, bij die houding, komen de fouten vanzelf. Schakers weten daar alles van. Nu zakt Bos lager en lager, waarbij hij het voordeel van het bandwagon-effect – meespringen op de winnende wagen – aan zijn rivaal moet laten.

Soms heb ik wel eens gevoel dat Wouter Bos in 2003 het moment om premier te worden voorgoed voorbij heeft laten gaan, toen hij aan Job Cohen vroeg die baan op zich te nemen als de PvdA de grootste partij zou worden. Dat terugdeinzen voor verantwoordelijkheid heeft Wouter Bos het imago gegeven van iemand die niet zeker is van zichzelf. Kiezers houden nu eenmaal van kordaat en vinden dat politici geen twijfelaars mogen zijn. Een zwak punt van de kiezers. Laten ze het liever zelf eens proberen op de televisie.

Het Parool, 11 november 2006