Beledigingsrecht

Columns

Over de opmerking van koningin Beatrix dat het recht op belediging niet bestaat, is al veel gezegd en geschreven.

kersttoespraak.jpg

Normaliter spreekt onze vorstin in haar kersttoespraak gelegenheid over licht en duisternis, maar dit keer was zij opmerkelijk concreet.

Toch zou ik die opmerking onbesproken hebben gelaten, als niet onlangs een kleine gebeurtenis mij aan het denken had gezet.

Zoals u misschien weet, schrijf ik wekelijks een literaire recensie voor HP/De Tijd. Regelmatig komen daar ingezonden brieven op, meestal van lezers die boos of geërgerd zijn. Zo kreeg ik er ook een van Otto Genet uit Alkmaar, die protesteerde tegen mijn stuk over de beste boeken van 2006. Vooral mijn weinig lovende woorden over Mystiek lichaam van Frans Kellendonk, dat even ter sprake kwam, nam hij mij niet in dank af. Tenslotte kwam de heer Genet dan ook met de volgende aanbeveling voor de redactie: “Gooi die jood eruit”. *)

Je kijkt wel even op van zo’n zinnetje. Ik had hem wel eens vaker gehoord of gelezen, maar dan ging hij nooit over mij.

De eerste gedachte die opkwam: voel ik mij nou beledigd? Ik wist het niet. Ik had geen idee hoe beledigd voelen eigenlijk voelt. Op de televisie zie je wel eens beledigde mensen en meestal zijn die luid aan het schreeuwen en ballen zij hun vuisten. Soms gooien zij stenen en ook gebeurt het wel dat beledigde mensen anderen dood wensen, of zelfs dood maken. Maar zulke heftige emoties voelde ik helemaal niet. Eerder voelde ik een kalm soort medelijden voor de heer Otto, die zich met zo’n oprisping ook erg kwetsbaar maakt.

Schelden doet geen pijn, heet het, en ik geloof ook niet dat ik mij ooit door enig scheldwoord beledigd heb gevoeld. Wel voel ik mij soms tekort gedaan of miskend, en ook ben ik wel eens op mijn teentjes getrapt. Maar de gevoelens die daarbij horen duren meestal maar kort, en voor zover zij niet kort duren, worden ze zoveel mogelijk verdrongen, opdat anderen – en uiteraard ook ikzelf – er geen last meer van hebben. Wie voor belediging naar de rechter gaat, moet zijn beledigde gevoelens lang warm houden, want in zulke zaken neemt het tijd voordat je gelijk krijgt. Gevoelens van belediging ebben meestal snel weg, en dat is goed voor de geestelijke gezondheid.

De ene mens is sneller gekwetst dan de andere, en dat maakt belediging tot iets subjectiefs. Zelf kan ik mij nauwelijks voorstellen dat je een God kunt beledigen. Wat is dat voor een benepen God, die zich beledigd voelt door zo’n nietig wezen als de mens? Dat alles neemt niet weg dat de vraagt blijft of je alles mag zeggen. Het is leerzaam hier te rade te gaan bij Willem Frederik Hermans, die in 1951 werd aangeklaagd omdat de hoofdpersoon in zijn roman Ik heb altijd gelijk enige harde noten kraakte over het katholieke volksdeel, dat zich niet alleen voortplantte als konijnen, maar dat ook werd omschreven als het “meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk”.

Er volgde vrijspraak, maar 44 jaar later zei Hermans in een interview tegen Remco Meijer: “In mijn pleidooi heb ik aangevoerd dat een auteur niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de uitspraken van zijn hoofdfiguren, iets waar ik achteraf niet meer zo zeker van ben. Want stelt u zich eens voor, iemand schrijft een roman waarin de hoofdpersoon een antisemiet is die op joden scheldt en Auschwitz verheerlijkt. Ik zou toch zeggen dat de vrijheid van een schrijver niet grenzeloos is. Er zijn dingen die niet kunnen”. **)

Speciaal voor de heer Otto vermeld ik dat deze opmerking te vinden is in de bundel Oostindisch doof, in 1995 uitgegeven bij Bert Bakker.

Het Parool, 13 januari 2006

*) Brief van de heer Genet:

“Max Pam is een met zichzelf verguld godje. In een artikel van maar liefst drie bladzijden slaagt hij er in
om meer dan teee bladzijden te wijden aan andere zaken dan aan het zelfgekozen onderwerp, namelijk twaalf favoriete Nederlandse boeken uit 2006 en zijn keuze daaruit. Eerst wordt de lezer lastig gevallen met geroddel over
Frans Kellendonk die niet goed snik zou zijn geweest – waarom en hoe ,dat verneemt de lezer niet. Over Reve die wel veel over het katholieke geloof heeft geschreven maar zelf niet gelovig was – waarom en hoe,of waarom niet ,
dat verneemt de lezer niet. Over Nederlandse schrijvers in het buitenland die het hiet niet zouden uithouden- dit in tegenstelling tot onze bange recensent die niet de daad bij het woord van twee jaar geleden heeft gevoegd want hij is nog steeds niet weg, Over de dappere Theo van Gogh horen we hem nooit meer noch over de islam. Over Richard Dawkins en zijn nieuwste atheistische boek vol pretenties en hoon over gelovigen- waarom, hoe en wat dit met Nederlandse literatuur van 2006 te maken heeft – we mogen het niet vernemen. En zo gaat het maar door. De twaalf door Pam zelf voorgedragen boeken en hun schrijvers moeten het doen met minder dan een bladzijde tekst. Wat een minachting voor deze twaalf vakmensen die wellicht allen hun ziel en zaligheid in hun boeken hebben gelegd. Wat een minachting voor de lezers bij deze stuitend zelfgenoegzame mijnheer de recensent met zijn Postbus 51- pen.
Wat een schande. Gooi die jood er uit.

Otto Genet.

**) Citaat van Hermans uit Oost-Indisch doof:

Oostindisch doof2.jpg