De bezorgers van gemalen nootmuskaat

Columns

Vorige week bezocht ik een avond in De Balie, die gewijd was aan het polemisch werk van Willem Frederik Hermans. Aanleiding was de verschijning van een nieuw deel van de Volledige Werken, waarin de Boze Brieven van Bijkaart en Houten leeuwen en leeuwen van goud zijn opgenomen.

De bijeenkomst werd geopend door journalist Pieter Steinz. Van een papiertje las hij voor dat het werk van Hermans nog zeer levend is, een heuglijk feit waarvan ook een praktisch uitverkochte zaal getuigde. Ik keek naast me en zag zeker drie lege rijen. Het wel aanwezige publiek was hoofdzakelijk grijs of kaal. Ik dacht aan Hermans’ lezing over de historicus Huizinga, waarbij de zaal van Krasnapolsky was met afgeladen met studenten. Dat was in 1968, en de titel van de lezing luidde: De tekenen des tijds.

Na de inleiding van Steinz hielden Gerrit Komrij en Jan Blokker, twee heren met een gemiddelde leeftijd van over de zeventig, een exposé over het onderwerp. De woorden van Komrij waren nog gehuld in een aangename nevel van welluidendheid, maar in wat Blokker naar voren bracht, viel niet veel nieuws te ontdekken. Kennelijk vond de grootmeester van het zure stukje dat zelf ook, want later op de avond begon hij een paar keer vervaarlijk te knikkebollen.

In het nagesprek waren Komrij en Blokker het erover eens dat de website Geenstijl.nl heden ten dage nog het dichtst komt bij wat Hermans destijds heeft gedaan. Daar heb ik zo mijn twijfels over. De laatste keer dat ik Geenstijl.nl bezocht , was er een vaag filmpje te zien van de keeper van FC Den Haag, die anaal met een dildo door zijn vrouw werd bevredigd. Grappig, maar een verband met het polemisch werk van Hermans zie ik niet onmiddellijk.

Jammer trouwens dat Herman Sandberg, oud-hoofdredacteur van Het Parool, niet aanwezig was. Hij zorgde ervoor dat Hermans vanuit Parijs zijn boze brieven ging schrijven. Over de vermakelijke correspondentie die Sandberg met Hermans heeft gevoerd, had hij ons vast wel een paar pregnante details kunnen vertellen.

Na afloop bemerkte ik dat de Volledige Werken via NRC/Handelsblad in de uitverkoop zijn gedaan. Dat vind ik een veeg teken van deze tijd. Net als de boekwerken uit de serie De snelle keuken – “de lekkerste snelgerechten nu gebundeld in een zinnenprikkelend kookboek” – kun je het oeuvre van Hermans met een fikse korting krijgen als je NRC-punten spaart, of zoiets. Sympathiek, maar het is ook een teken dat het niet geweldig loopt met die Volledige Werken.

Mythe van het tweede hoofd.jpg

De volgende dag las ik een verhandeling van Arnon Grunberg , waarin hij ook niet verder komt dan de vaststelling dat de scheldstukjes van Hugo Brandt Corstius en Theo van Gogh het niet halen bij die van Hermans.

Ik dacht aan het onbekend gebleven proefschrift De mythe van het tweede hoofd. Dat gaat over het polemisch werk van Hermans, met name over de Mandarijnen op zwavelzuur. De auteur van dat proefschrift heet Willem Gerard Glaudemans, hij woont in Houten en ik heb hem daar eens opgezocht. Ja vroeger, zei hij, was hij een groot Hermans-fan, maar tegenwoordig gaf hij vooral trainingen. Ook deed hij iets met geneeskrachtige stenen of klankschalen.

“Ja, iets héél anders”, gaf de doctor toe.

Hermans had nog boos gereageerd omdat hij een plaatje uit de Mandarijnen had gebruikt voor het omslag van zijn proefschrift.

In 1981 heeft Hermans zelf de verwachting uitgesproken dat “over dertig jaar de taal die ik gebruik niet meer voorkomt”, en dat hij dan als schrijver zal verdwijnen.

Jan Wolkers was onlangs in een mooie documentaire iets optimistischer over zijn schrijversschap. Hij zei: “Het leven is als een voetstap, die geen echo achterlaat. Ook de piramides zullen ooit als gemalen nootmuskaat ter aarde liggen, al is het over tienduizend jaar”.

Het Parool, 17 februari 2007