Het openslaan van dit boek was reeds een genoegen

Boeken etc

Tjon
Theodor Holman
Uitgeverij: Nijgh & Van Ditmar

Zijn uitgever had het hele Amstel Hotel afgehuurd, toen Theodor Holman een paar weken geleden zijn nieuwe roman Tjon presenteerde. Alle belangrijke resencenten van Nederland waren uitgenodigd voor het diner, en uiteraard was ik er ook bij als vriend van de auteur. Het werd een bachanaal. Tussen elke gang door hield Holman een verhandeling over hoe literatuur volgens hem bedreven moet worden en daarbij liet hij niet na zijn stil luisterend gehoor te geselen.

Het was dan ook laat in de avond, toen wij critici de weg naar huis aanvaardden – sommigen op handen en voeten, anderen verkwikt maar ook wel degelijk “very puzzled”.

In de weken daarna stonden de kunstpagina’s vol over Tjon. Er werd gesproken van “orgiastische taalexplosies” en alom werd opzet en structuur van de roman geroemd. Ook waren er recensenten bij die schreven nog nooit zo gelachen te hebben, en een van hen heeft dat zelfs met de dood moeten bekopen. Het haalde alle kranten.

Toen ikzelf op een gure voorjaarsdag in maart Tjon opensloeg en tussen de pagina’s een briefje van vijfhonderd euro vond, moest ik denken aan de beroemde criticus G.H. ’s Gravesande (1882-1965), die ook eens een biljet in een door de uitgever opgestuurd exemplaar vond en toen schijnt te hebben opgemerkt: “Reeds het openslaan van dit boek was mij een waar genoegen!”.

Gravensande.jpg

U weet dus waar u met mij, als vriend van de auteur, aan toe bent.

Tjon
is een heel normale, bijna ouderwets klassieke roman die in verschillende opzichten verwijst naar Werther Nieland van G.K. van het Reve. Dat is natuurlijk geen verrassing, want Holman is een groot bewonderaar van Reve en zeker van de nog kale schrijfstijl, die Reve in zijn beginjaren hanteerde. De geest van de jongensclub – het onderling pesten en zelf gepest worden – die bij Reve tenslotte uitmondde in het revistisch sadomasochisme, kom je ook bij Holman tegen. Toch is Holman zeker geen epigoon. Hij heeft zijn eigen handschrift en geef mij één alinea van Holman en ik zal haar onmiddellijk herkennen. Een literaire nazaat van Reve is hij wel, maar daar is niets mis mee. Je kunt beter een nazaat zijn van Reve dat van Bertus Aafjes.

Tjon.jpg

Tjon gaat over een adolscent die opgroeit in een getourmenteerd gezin. Zijn ouders hebben in een Jappenkamp gezeten en hun twee zonen dreigen van de psychische problemen die de gevangenschap heeft opgeleverd, ook mataglap te worden. Alle leden van het gezin kwellen elkaar, zoals de Jappen in het kamp hun gevangenen hebben gekweld. De vader kan ’s nachts niet slapen, gedraagt zich op een manier die door de anderen niet begrepen wordt, en zal ook worden opgenomen. Vervolgens pleegt hij zelfmoord. De moeder moet zich dan met haar twee zoons staande zien te houden in een wereld die voornamelijk door demonen wordt bevolkt.

De roman is geschreven vanuit het perspectief van Tjon, de jongste broer van de twee broers. Ook hier is het bijna onmogelijk niet even aan Reve te denken, en met name aan De Avonden, waarin de ene broer voortdurend de andere zit te sarren met opmerkingen over een dreigende kaalheid en meer van dat soort ongemakken. Maar de Tjon van Holman is vooral slachtoffer.

Tjon is volgens de psycholoog, die hem onderzoekt, enigszins gestoord in zijn kleine motoriek en ook zou hij wat achterlopen. De lezer moet hier wel beseffen dat hij al deze informatie krijgt via Tjon en dat Tjon de neiging heeft zijn eigen gebreken te vergroten tot dramatische proporties. Zelfbeklag is een beproefd recept bij Holman en ook Tjon wordt er in al zijn vezels door gedreven. Dat het in Tjon niet uit de hand loop, komt door het eenvoudige taalgebruik, dat vrijwel geheel in dialogen is uitgedrukt. In de dialoog ligt ook Holmans grote kracht. Je zou van Tjon zo een toneelstuk kunnen maken, en in zekere zin is Tjon al eens verfilmd door Theo van Gogh in Hoe ik mijn moeder vermoordde.

Veel van wat in Tjon aan de orde komt, zullen de lezers van Het Parool – waar Holman columnist is – wel kennen. Tjon is een indringende vertelling, maar als er Holman iets te verwijten valt dan is het de hardnekkigheid waarmee hij zich telkens weer aan zijn thema’s vastklampt. Dat is een zwakte, maar natuurlijk ook weer een kracht. En ook hier heeft hij veel gemeen met Reve, die zich eens afvroeg wie hij anders zou kunnen herhalen dan zichzelf.

Maar Tjon zelf ontwikkelt zich inhoudelijk wel degelijk. Het langzaam gek worden, dat van binnenuit wordt beschreven, werkt zeer beklemmend. Overal waar Tjon komt, vallen bomen om, rijden auto’s tegen blinde muren en gaan mensen dood. Tjons eigen baan is geplaveid met doodskisten. De personages spreken met elkaar in bezweringen die maar gedeeltelijke overeenkomen met verschijnselen in de werkelijkheid. Hun manier van praten is meer fantaseren, wreed fantaseren vooral, en liegen. Hoe kom je onder de werkelijkheid uit, hoe bedenk je een manier om die werkelijkheid te ontkennen, dat is waar Tjon overgaat.

Ook in Het Parool, in een van de weinige recensies over Tjon, las ik dat Arie Storm zich gek heeft gelachen over de roman. Dat is vooral een weinig heldhaftige manier om te zeggen dat Tjon niet zo goed vindt. Maar Tjon is wel degelijk een goed boek, al houdt Holman niet altijd de pseudo-opgewekte toon vol die juist het begin zo sterk maakt.

In laatst instantie gaat Tjon niet over angsten en wreedheden, maar over de liefde, de liefde voor de moeder. Ook hier doemt Reve even vanuit de nevel op. Bij Holman is er geen sprake van een Maria-figuur, maar de moeder is wel degelijk een soort heilige. Onder haar rokken of in haar bed komt de gruwelijke wereld uiteindelijk tot rust. Daar verstomt de stem van Tjons kwaadaardige broer, daar is alles stil en rest slechts warmte.

Kortom, van openslaan tot dichtslaan was het lezen van dit boek mij een genoegen. En nu ga ik van die vijfhonderd euro iets moois voor mijzelf kopen.

HP\De Tijd, 30 maart 2007