De blamage van het PCM-drama

Columns

Je kunt van Joris Luyendijk zeggen wat je wilt, maar publicitair heeft hij zijn zaakjes goed voor elkaar. Een beetje geluk heeft hij ook gehad. Als Martin Bril geen nee had gezegd op de vraag of hij misschien Zomergasten wilde presenteren, dan was het vermoedelijk anders gelopen. Nu werd Luyendijk de ankerman en dat gaf zijn boek Het zijn net mensen een zetje in de verkoop.

In Het zijn net mensen beschrijft Luyendijk, die vijf jaar lang correspondent in het Midden-Oosten is geweest, hoe dit voortslepende conflict wordt gecovered in de pers. Het is oprecht boek, maar ook een beetje naif. De bezwaren die Luyendijk tegen de journalistiek naar voren brengt, zijn zo oud als de journalistiek zelf. Informatie wordt gefilterd, vervormd en versimpeld. Het geschetste beeld is ook nog partijdig, al zijn de journalisten zich daar vaak niet eens van bewust. Al die bezwaren kloppen, alleen weet niemand hoe het anders moet. Ik zie het vooral als een probleem van de lezers, die zich meer zouden moeten realiseren dat informatie soms ten onrechte de gedaante aanneemt van objectiviteit.

Luyendijk.jpg

Afgelopen dinsdag mocht Luyendijk in het Muziekgebouw aan het IJ over de kwestie discussieren van de hoofdredacteuren Pieter Broertjes (de Volkskrant), Birgit Donker (NRC/Handelsblad) en Hans Laroes (NOS Journaal). Ik ben er niet heen gegaan, omdat ik wel een vaag gevoel had wat daar gezegd zou worden. Hoe verder van ons bed, hoe meer volle zalen de neiging hebben maar wat te gaan roepen – dat is mijn ervaring. Vooral ethische uitspraken varen er wel bij als het gaat om tegenstellingen en conflicten, die zover weg liggen dat ons land er nauwelijks macht over heeft en wij er persoonlijk geen verantwoordelijkheid voor dragen. Daarentegen was ik zeker wel gegaan als een geheel andere kwestie aan de orde was gesteld. Veel liever had ik Pieter Broertjes, Birgit Donker en voor mijn part Hans Laroes horen spreken over de grootste journalistieke drama dat zich de afgelopen decennia in Nederland heeft afgespeeld.

Het drama PCM.

Wij weten ongeveer hoe het is gegaan. In 2004 verwierf de Britse investeringsmaatschappij Apax een meerderheidsbelang in PCM, de uitgever van NRC/Handelsblad, de Volkskrant, Trouw en het AD. De belofte was dat Apax in PCM zou investeren, om het daarna naar de beurs te brengen. Maar niets daarvan is gebeurd. PCM werd leeggeroofd, en heel wat adviseurs en managers gingen er vandoor met vette bonussen. In zijn autobiografie, die vermoedelijk in september uitkomt, schrijft Pierre Vinken dat het Britse zakenleven tegen Nederland aankijkt zoals het Nederlandse zakenleven aankijkt tegen Polen. Door de Britten wordt Nederland beschouwd als een achtergebleven gebied. Vinken kan het weten, want als oud-topman van het Brits-Nederlandse Elsevier/Reed heeft hij met dat bijltje gehakt.

Dat is allemaal erg genoeg, maar de cruciale vraag is: waar waren de journalisten in de jaren dat het PCM-drama zich afspeelde?

Die wisten van niets, of hebben zich stil gehouden. Alleen in De Groene, het kleinste weekblad van Nederland, werd de kwestie af en toe gevolgd. Pas toen de mannen van Apax met hun buit naar Londen waren terugkeerd, verschenen ook in de PCM-kranten artikelen over wat zich binnen de eigen muren had afgespeeld. Was PCM een overheidsinstantie geweest, dan had de roep om een parlementaire enquete al lang geklonken, en had zich iets dergelijks bij Philips of Shell voorgedaan, dan zou dat elke dag een kop zijn geweest op de voorpagina van de PCM-kranten.

Ik begrijp dat de journalisten, vooral die bij PCM, in een lastige positie zaten. Een spagaat heet dat tegenwoordig, maar dat neemt niet weg dat de journalistieke lijdzaamheid waarmee zij het drama hebben ondergaan niets anders is dan een regelrechte blamage.

Het Parool, 21 april 2007