Mohammed B. en de verkeersregels

Beweringen en bewijzen

Omdat het voorlopig de laatste keer was dat Mohammed B. in het openbaar te zien en te horen zou zijn, bezocht ik het proces tegen de Hofstadgroep. Mohammed B. was door de verdediging als getuige opgeroepen en de vraag was of hij zijn radicale geloofsgenoten te hulp zou schieten of hen juist zwaarder zou belasten. Voor de verdediging is het van belang om aan te tonen dat niet alle de leden van de Hofstadgroep potentiële moordenaars zijn en dat sommigen van hen beslist niet zo denken als de slachter van Theo van Gogh.

Vanuit hem zelf bezien, is Mohammed B. daardoor in een onmogelijke positie terecht gekomen.

Enerzijds kan hij niets anders dan zijn eigen daad te verantwoorden, anderzijds moet hij eraan bijdragen dat zijn geestverwanten uit handen van justitie blijven. Ik was benieuwd hoe hij zich daaruit zou redden.

Mohammed B (2).jpg

De plaats van handeling was “de bunker” in Amsterdam. Aan dit gerechtsgebouw is wel het een en ander vertimmerd, sinds Mohammed B. hier zelf terecht stond. Zo heeft de reguliere onderwereld, om die andere habitué Willem Holleeder te verwelkomen, een bazooka tegen de achtergevel geschoten. De bovenwereld heeft zich daarop verdedigd met een extra wal van staal en prikkeldraad, zodat de bezoeker nog meer dan voorheen het gevoel krijgt in oorlogsgebied verdwaald te zijn.

Tijdens zijn eigen proces heeft B. niet veel gezegd. Hij richtte zich kort tot de moeder van het slachtoffer, maar over zijn eigen motieven ging het nauwelijks. Wel vertelde hij een verhaal dat ik nergens heb teruggevonden, ook niet op internet. Kort samengevat, kwam het hier op neer: Mozes en Mohammed lopen langs een meertje. Iets verderop is een jongen stenen aan het gooien stenen. Toen de jongen een steen in de buurt van de profeten wierp, liep Mohammed naar de jongen toe en beet hem dood. Mozes schrok en vroeg Mohammed of hij soms zijn verstand had verloren, maar die antwoordde dat hij juist een goede daad had verricht door te verhinderen dat er op deze wereld nog een ongelovige bijkwam.

Ter toelichting zei B. dat hij ook zijn eigen vader zou vermoorden, mocht die de Profeet beledigen. Justitie houdt er niet van als verdachten in de openbaarheid reclame kunnen maken voor dit soort denkbeelden. Vandaar dat dit verhaal nergens is terug te vinden.

Als getuige kreeg Mohammed B. een paar uur de kans zijn gedachtegoed uiteen te zetten. Duidelijk werd dat hij in gevangenschap nog meer naar een verantwoording voor zijn daad is gaan zoeken. Hij gaat daarbij te werk als een echte autodidact, iemand die geheel op eigen kracht ontdekkingen doet. En ontdekkingen zijn voor hem openbaringen.

De grote ontdekking die Mohammed B. heeft gedaan, is het Woord. Er is ook maar één Woord, het Woord van God. Hieruit volgt onwrikbaar dat er ook maar één boek kan zijn – de Koran, waarin Gods Woord in de vorm van wetten is vastgelegd. Dat woorden verschillende betekenissen kunnen hebben, wordt door B. als onaangenaam ervaren, want achter die betekenissen kan maar één waarheid bestaan. Zo’n waarheid is bijvoorbeeld dat iemand die de Profeet beledigt “de strot moet worden afgesneden”. Mohammed B. vond deze opvatting nogmaals bevestigd in de boeken van de fundamentalist Sayid Qutb, die hij in de gevangenisbibliotheek had gevonden. Hij bedankte Justitie oprecht hartelijk voor het ter beschikking van deze boeken, die zijn zienswijze nogmaals bevestigden. De openbare aanklagers luisterden hiernaar met zure gezichten.

Een interessant moment deed zich voor, toen de legitimiteit van wetten aan de orde kwam.

“Het is de Wet”, zei B. telkens.

Een wet van God dient nu eenmaal te worden opgevolgd of uitgevoerd. Dat was een van de redenen dat hij en de leden van de Hofstadgroep deze niet-islamitische rechtbank afwezen en bleven zitten als de magistraten binnentraden. “Maar hoe zit het dan bijvoorbeeld met de verkeersregels?”, wilde de rechter weten.

Die waren niet van God, maar die moesten wij zien als gedragscodes, werd als antwoord gegeven.

Hierop ging de discussie nog even door. Het mocht waar zijn dat die gedragscodes door mensen waren opgesteld, maar wat als iemand zich niet aan die gedragscodes wenst te houden? Stel, je rijdt bij het negeren van een rood stoplicht een kind dood, kun je dan in Nederland worden berecht?

Die vraag hield duidelijk een gevaar in voor de getuige. Als hij zou erkennen dat iemand ter verantwoording kon worden geroepen door een menselijke rechtbank, een Nederlandse rechtbank die misschien niet eens uit moslims zou bestaan, dan was de volgende vraag waarom hij deze rechtbank dan niet wilde erkennen. Per slot is moord nog een graadje erger dan dood door schuld, waarvan sprake is bij het doodrijden van een kind.

B. trommelde met zijn vingers op zijn tafeltje en zei tenslotte: “Ik weet ook niet alles”.

de Volkskrant, 14 mei 2007