Von Boum-Boum slaat weer toe!

Boeken etc

Leer mij Walter kennen
Aristide von Bienefeldt
Uitgeverij: Meulenhoff

Aristide von Boum-Boum heeft weer toegeslagen!

Na Bekentenissen van een stamhouder (2002) en Een beschaafde jongeman (2003) is het even stil geweest, maar nu heeft Aristide zijn derde roman gepubliceerd: Leer mij Walter kennen. Je kunt hier werkelijk spreken van een vervolgserie, en voor mijn part van het opbouwen van een oeuvre. Werd in de eerste roman zo’n beetje op elke pagina van bil gegaan, witte de hoofdpersoon in de tweede roman menig mannelijk keukentje, ook in de derde roman gaat Aristide onverdroten voort op de ingeslagen homoweg.

Nog altijd noemt hij zich Aristide von Bienefeldt – met dt – en nog altijd weten wij niet wat zijn werkelijke naam is. Kennelijk heeft nog geen journalist het belangrijk genoeg gevonden om uit te zoeken hoe deze edelman eigenlijk heet. En kennelijk heeft de schrijver zelf het opportuun gevonden om zijn idiote pseudoniem te handhaven.

Ik houd het erop dat Aristide von Bienefeldt in werkelijkheid Kees Poepjes heet.

Je hebt literatuur waarin homo´s voorkomen, en je hebt homo-literatuur waarin homo’s voorkomen. Literatuur waarin geen homo’s voorkomen heb je ook, maar homo-literatuur waarin geen homo voorkomt, bestaat niet. De geschriften van Couperus en Gerard Reve behoren tot de literatuur, waarin homo’s voorkomen. De homo’s bij Couperus en Reve hebben allerlei verschijningsvormen; soms verschijnen zij zelfs in de gedaante van een hetero. De literatuur van Couperus en Reve richt zich niet specifiek op een homopubliek. Reve heeft zelfs wel eens verklaard dat hij vooral schrijft voor de eenvoudige huismoeder schreef.

Von Bienefeldt.jpg

Dan heb je homo-literatuur. Die gaat over homo’s, richt ze tot homo’s en wil – ondanks alle goede bedoelingen – maar niet loskomen van homo’s. Die homo-literatuur heeft de neiging alles tot in de nauwste bilspleet expliciet te maken. Tot dat soort literatuur behoren de romans van Aristide von Bienefeldt, of van Kees Poepjes.

Een paar voorbeelden.

“Toen hij zijn omgang verbrak bekende het kamerlid dat hij nooit zo vaak zichzelf was geweest als in de tijd hij elke dag een andere dildo in mijn reet stak”.

“Als hij ’s ochtends onderweg was bereidde ik me voor: ik drukte de doucheknop op mijn aars en spoot net zo lang tot alle schijt- en voedselresten zich uit mijn endeldarm verwijderd hadden, ik scheerde me, deed wat strekoefeningen op de slaapkamervloer, ik kleedde me aan en schepte de stront uit de badkuip. De overgebleven knikkers prakte ik fijn zodat ze gemakkelijk door de afvoer konden”.

“Hij veegde zijn reet af met een gastendoekje, en hij rook er even aan alsof hij wilde controleren welk merk wasverzachter er was gebruikt”.

“Wild brommend – een beetje minder broeierig en ook wat luider – jaagde hij zij roede, opgeruimd ogend en ontdaan van overbodige vellen als een ontvelde makreel, mijn aars binnen”.

Bij dat laatste vraag je je wel af hoe een opgeruimd ogende roede er uit moet zien, zeker als die ook nog eens als een ontvelde makreel de aars induikt. Door de onhandige manier van formuleren valt het extra op dat Artistide het allemaal veel te mooi wil doen, zoals uit blijkt uit het volgende citaat: “Hij besmeerde mijn reet met margarine, die hij van een boterham schraapte die nog over was van de middagpauze. (…) Toen zijn geslacht mijn gebecelde kringspier binnendrong, bekroop me een gevoel dat veel gelijkenissen vertoond moet hebben met het gevoel dat de sandwichverkoper – die van Leicester Square – bekroop toen hij als een kleuter zijn tanden in zijn eerste broodje zette”.

Ik bedoel maar: die sandwichverkoper van Trafalgar Square had dat gevoel nou juist helemaal niet!

Bij mij werken veel zinnen van Von Bienefeldt niet zo zeer op de kringspieren als wel op de lachspieren, maar ik moet toegeven dat het nooit meer hetzelfde zal zijn als ik voortaan iemand een gebecelde boterham zie opsmikkelen. Dat heeft die Von Bienefeldt dan toch maar mooi bereikt.

Weinig blijft ons in deze homo-roman bespaard. Het “prostaatvocht” spuit alle kanten op en de hoofdrolspelers houden bij elke lozing nauwlettend het “prostaatvochtpeil” in de gaten. Is dat niet een prachtig woord voor Scrabble of Lingo? Dat prostaatvocht wordt door de heren overigens ook uit een glas gelepeld, aangezien “a spoon of sperm today keeps the doctor away”. Ik wist dat niet, maar ik zal het eens bij mijn huisarts navragen. Als het waar is, zou je op de basis van prostaatvocht een nieuwe frisdrank op de markt kunnen brengen. In dat geval voorspel ik een wereldsucces.

Leer mij Walter kennen heeft ook een verhaal, of liever een verhaaltje. Welk verhaaltje dat is, zou ik niet één, twee, drie kunnen zeggen, maar het heeft iets te maken met een mannelijk hoer, die seksueel iets begint met een jongen die zijn zoon blijkt te zijn. Het zou ook kunnen dat dat de hoer iets heeft gehad met de moeder van die jongen, maar ik raakte de draad kwijt toen ik las dat de vrouwelijke hoofdpersoon vermoedelijk in de steek was gelaten door “iemand die evenveel bankbiljetten in zijn portefeuille had als spermatozoïden in zijn ballen”.

Zo’n type moet oneindig veel rijker zijn dan Bill Gates, overigens te vertalen met: Bil Gaten. De desbetreffende vrouw heet bij Von Bienefeldt dan ook Pauline Couture-Pees. Spreek de laatste naam op zijn Engels uit en zoek to pee op in het woordenboek.

Aristide von Boum-Boum wil zo graag schrijven als Gerard Reve, met veel tussenzinnen, ironische grappen en ander bitterheden die de lezer onafwendbaar meevoeren in een sadomasochistisch universum. Maar het lukt hem niet. In geen velden of wegen. Vaak is het gewoon krompraat, waarbij je je afvraagt hoe het mogelijk is dat dit de redacteur heeft kunnen passeren.

Daarom ter afsluiting ende vermaak nog één citaat voor “de liefhebbers van de soort”, om met Reve te spreken: “Alle aspecten van de gekrijtstreepte schaamstreek kwamen goed tot hun recht, de linkertestikel die net even wat lager hing dan de rechter en ook wat puntiger was, de roede, die enigszins naar links neigend, harmonieus de witte lijntjes in de stof volgde. Het was een breeduitgemeten welving, een welving met personality”.

Van dit soort proza zakt mijn broek af. En dat is extra lullig voor iemand zonder een gekrijtstreepte schaamstreek.

HP\De Tijd, 17 mei 2007