Op bezoek bij Michal Korzec

Beweringen en bewijzen

Lang had ik hem niet meer gezien, maar op het vliegveld van Warschau stond Michal Korzec mij op te wachten. Hij droeg bretels en was wat dikker geworden. Zo’n zestig jaar geleden is hij in Polen geboren, maar hij groeide op in Nederland en studeerde daar ook af. Hij werd de eerste mannelijke feminist van ons land en ook de eerste mannelijke feministische renegaat. Na vele omzwervingen trouwde hij met een Poolse vrouw, die net als hijzelf hoogleraar is aan de universiteit van Warschau. De Korzecjes wonen tegenwoordig in Podkowa Lesna, een lommerrijke voorstadje dat aan Wassenaar doet denken, zij het dat de wegen er nog altijd onverhard zijn.
Vandaar dat Korzec zich een kleine 4×4 jeep heeft aangeschaft, die in staat is de meest verbazingwekkende manoeuvres uit te voeren, zoals spoedig zou blijken. Op de uitvalsweg kwamen wij al direct in een file en Korzec wees op het dubbelspoor van de treinbaan die langs de snelweg liep.

Michal Korzec.jpg

“Zal ik laten zien dat wij daar met deze auto overheen kunnen?”, vroeg hij.

Michals broer Alex Korzec, die in Nederland woont en psychiater is, had mij al gewaarschuwd dat moed een belangrijk thema is in het leven van Michal. Vraag Michal nooit of hij iets durft, want dan doet hij het al. Ik zei dus dat ik beslist geen haast had en dat ik best nog even in de file wilde wachten. Dit argument aanvaardde hij met zichtbare tegenzin, maar even verderop was het toch zo ver. Michal dook met zijn jeep de greppel in, kwam er na enige gespit van de wielen weer uit, om vervolgens een zanderige ventweg op te schieten. En zo reden wij in een wolk van stof de file langs, om aan het einde daarvan onze plaats op de snelweg weer in te nemen.

De Korzecs wonen in een kleine villa met vier honden en achttien katten. In zijn studeervertrek onder het dak spraken wij die avond over het huidige Polen, de ondergang van het communisme, en over Theo van Gogh met wie Korzec nog eens een film heeft gemaakt over Jerzy Urban, destijds perschef van Jaruzelski. Na de val van diens regering begon Urban een eigen krant Nei en groeide hij uit tot het alom gevreesde enfant terrible van Polen. Toen Van Gogh werd vermoord, schreef hij een commentaar met de kop: “Mijn vriend, het lijk”. Wij kwamen ook te spreken over de internationale politiek. Die ochtend had in de kranten gestaan dat Poetin raketten op Polen en Tsjechië wil richten, indien de Amerikanen zouden doorgaan met de ontwikkeling van hun rakettenschild.

“Wist je dat hier in het bos nog de lanceerinstallaties en de silo’s liggen, die de Sovjets destijds hebben gebouwd voor hun SS-18 en de SS-20 raketten?”, vroeg Michal.

“Werkelijk?”.

“Wil je het zien?”.

Museumplein.jpg

De volgende morgen reden wij met de jeep het woud in. Mijn gedachten gingen terug naar 1981, toen op het Museumplein in Amsterdam een grote vredesdemonstratie werd gehouden tegen de plaatsing van kruisraketten, die bedoeld waren om deze SS-18’s en SS-20’s te onderscheppen. Ik woonde toen om de hoek en kon mijn eigen huis niet uit vanwege de enorme mensenzee. Ondertussen toonde Korzec zich een volleerd rallyrijder, voor wie een omgevallen boomstam geen noemenswaardig obstakel vormde. Over modderige paden, of dwars door een dik struikgewas, drongen wij steeds dieper het bos in, maar wij vonden niets. De toeristenkaart bevatte geen enkele aanwijzing en wij hadden de moed al bijna verloren, toen wij laat in de middag stuitten op een betonnen muur die, verscholen onder het gebladerte, een groot terrein markeerde. Daarachter vonden wij wat wij al die tijd hadden gezocht.

Wat wij zagen, symboliseerde op een zeldzaam aangrijpende wijze het einde van de Koude Oorlog. Lege bunkers en verlaten opslagplaatsen verkeerden in een staat van totale ontbinding. Langzaam maar onafwendbaar werden deze stille getuigen ondergedompeld in de natuur, zoals de Titanic is verdwenen in de oceaan. Er was ook tunnelstelsel, dat wij met een zaklantaarn probeerden te verkennen, maar de omgeving was te duister en te macaber om werkelijk op ontdekkingstocht te gaan. Hier moeten soldaten hebben gebivakkeerd, die elk moment konden worden opgeroepen tot de staat van uiterste paraatheid. Nu restte er niets anders dan verpulverd beton en verwrongen staal, ten prooi gevallen aan de krachten van het woud.

Zonder al te veel te zeggen, reden wij terug. Later ben ik in Amsterdam nog even over het Museumplein gefietst. Tegenover het Concertgebouw stond altijd een gedenkplaat, waarop werd vermeld dat op 20 november 1981 op deze plek een half miljoen mensen hadden gedemonstreerd. Theo van Gogh heeft nog eens voorgesteld het bord ‘s nachts te stelen, de woorden “eenhalf miljoen mensen” te veranderen in “een half miljoen struisvogels”, om het vervolgens terug te zetten.

Van dat plan is niets gekomen. Het bord is destijds blijven staan, maar nu kon ik het niet meer vinden.

de Volkskrant, 11 juni 2007