Ik wil zelf bepalen of Wilders niet goed snik is.

Columns

Graag wil ik nog een keer terugkomen op het Koran-verbod, waarvoor Geert Wilders onlangs heeft gepleit. Ik doe dat, omdat enkele aspecten van deze niet onbelangrijke zaak onderbelicht zijn gebleven. Het gaat mij overigens niet om het Koran-verbod zelf. Iemand die in een democratie boeken wil gaan verbieden, betreedt het terrein van de censuur en zo iemand heeft mijn sympathie niet. Mij gaat het veeleer om de journalistieke geschiedenis achter de kwestie.
Zoals u misschien nog weet, bracht Wilders zijn gewraakte stuk eerst naar NRC/Handelsblad, die het weigerde. Daarna ging Wilders ermee naar de Volkskrant, die het onmiddellijk plaatste. Vervolgens ging de affaire rollen. Alle kranten sloegen alarm en begonnen uitvoerig over Wilders’ actie te berichten, NRC/Handelsblad incluis. Wel schreef Sjoerd de Jong, adjunct-hoofdredacteur van die krant, nog een vermanend commentaartje dat impliciet gericht was aan het adres van zijn Volkskrant-collega’s.

Koranverbod.jpg
(Uit NRC/Handelsblad.)

Ook Paul Arnoldussen van dit dagblad bemoeide zich ermee, en over besluit van de Volkskrant wel te plaatsen schreef hij het volgende: “De krant behandelde het stukje van Wilders niet als een alledaagse brief. Er werd een bericht van gemaakt voor de voorpagina en de hoofdredactie schreef een commentaar. Wilders ideetje was ‘onzinnig en misleidend’. Kernachtig zinnetje: ‘Het roept de vraag op in hoeverre de fractievoorzitter van de Partij voor de Vrijheid nog toerekeningsvatbaar is’. Hier klopt iets niet. Sinds wanneer zet een nette krant plannen op de voorpagina van mensen over wie twijfels bestaan rond hun toerekeningsvatbaarheid? Als je die twijfels werkelijk hebt, neem je zo’n man in bescherming en plaats je de brief niet”.

Tot zover mijn gewaarde collega Paul Arnoldussen. Toch heeft hij ongelijk. Het besluit van de Volkskrant om het stuk te plaatsen zou onterecht zijn, als Wilders een gewone burger was. Hij is echter lid van de Tweede Kamer en het is daarom van het grootste belang dat de lezer zelf kan oordelen of er van zijn (of haar) belastingcenten iemand in het parlement zit, die ontoerekeningsvatbaar is.

Een paar jaar geleden had je Annette Nijs, nota bene staatssecretaris van Onderwijs, die haar weblog volleuterde met de verschrikkelijkste taal- en spelfouten. Het leek wel alsof er een analfabete in de regering zat. Haar verkreukeld proza heeft toen in alle kranten gestaan, en niemand heeft gezegd: niet plaatsen, laten wij haar in bescherming nemen. Ik apprecieer een krant, die mijzelf laat uitmaken of die Wilders niet goed snik is. Daarom vond ik de kritiek van Sjoerd de Jong op het besluit van de Volkskrant wel te publiceren nogal hypocriet. Ik had niet zo deftig gedaan over mijn eigen journalistieke blunder en er maar liever over gezwegen.

Dat brengt mij bij een verschijnsel, waarvan ik niet weet of het al eerder is gesignaleerd. Wie op dit ogenblik het politieke landschap beziet, zal constateren dat de landelijke kwaliteitskranten, NRC/Handelsblad en de Volkskrant, van plaats aan het verwisselen zijn. Was NRC/Handelsblad zo’n twintig jaar geleden een liberale krant met hardliners als Rudy Kousbroek, Karel van het Reve en Hugo Brandt Corstius, tegenwoordig is NRC/Handelsblad meer een PvdA-blad met veel ietsisten uit de zachte sector en met een filosofiemedewerker die denkt dat je alleen van Bach kunt genieten als je in God gelooft. De Volkskrant daarentegen drijft steeds verder af van zijn oorspronkelijke linksigheid en transformeert langzaam tot een liberale krant met tamelijke harde standpunten in het islamdebat. In zijn tijd heeft Karel van het Reve eens beweerd dat er tenminste één keer per week een dom stuk stond in de Volkskrant, maar nu lijkt die eigenschap door NRC/Handelsblad te zijn overgenomen.

De vraag is natuurlijk hoe de lezers van beide bladen het stuivertje verwisselen zullen waarderen, maar één ding is zeker: Het Parool blijft natuurlijk de enige echte krant.

Het Parool, 25 augustus 2007