BRIL & PAM (9)

Gastenhoek

In de gastenhoek kunt u ook werk van andere schrijvers vinden. Zo kunt u de correspondentie volgen met schrijver en Volkskrant-columnist Martin Bril.

Bril&Pam21.jpg

Elke avond, meestal voor het slapen gaan, mailen wij elkaar. Lees mee met twee columnisten in pyjama. Een nieuwe aflevering.
Collega!

Bril1.jpg

Ik heb lang niets van me laten horen, maar dat komt omdat ik Oorlog en Vrede van Tolstoi aan het lezen ben. Ken je dat boek? Vast wel. Ik vind het niet om door te komen. Toch is het een meesterwerk. Hoe kan dat nou? Het moet dus wel aan mij liggen. Schort er iets aan mij?

Avond aan avond zit ik over Oorlog en Vrede gebogen, en er zijn avonden, collega, dat ik maar drie pagina’s vorder. Op zulke momenten ga je aan jezelf twijfelen. Ken je dat? Ik kan al die namen en familieverbanden niet onthouden, de intriges zijn zo lang uitgesponnen dat ze geen enkele spanning kennen, geen van de personages, en het zijn er honderden, heeft een duidelijk, kort maar krachtig omschreven karaker – het is om gek van te worden. Daar komt nog bij dat er verschrikkelijk veel gepraat wordt in het boek, zeg maar gerust: gezwetst. Eindeloos zit men of aan de thee of aan de vodka en wordt er geluld. Ja, je voelt heel goed dat de mensen destijds niets te doen hadden, als er geen oorlog was, en als er wel oorlog was eigenlijk ook heel weinig. Ze hadden bovendien alle tijd! Dat is misschien nog wel het meest verbijsterende; zeeen van tijd! Alleen al een brief versturen, duurt tien dagen.

Kortom, enzovoorts.

Nu moet je weten dat ik het sinds een jaar of twee, drie aan mijn ogen heb. Die gaan achteruit. Het zou ook van de gekke zijn geweest als ze vooruit waren gegaan. Vanaf een bepaald moment wordt alles minder, je kunt ook niet meer drie keer daags je eigen vrouw neuken. Maar goed, terzake. Vanwege dus die achteruitgang van de ogen, en omdat ik een hekel heb aan een leesbril, na een paar uur zo’n ding om mijn neus heb ik moeten in mijn neus die ernstig jeuken, heb ik een aparaat gekocht dat je wel eens in bejaardentehuizen aantreft: het is een enorm vergrootglas op een standaard. Je kunt het glas over je boek buigen en als je dan zelf over het glas buigt, springen de letters je koeiegroot tegemoet. Er zit ook nog een lamp aan de standaard, vlak naast het vergrootglas, niet zomaar een lamp, maar een soort zoeklicht, zo scherp. Ik hoop dat je voor je ziet hoe ik avond aan avond doende ben met die verdomde Tolstoi, werkelijk – die man heeft geen mooie zin geschreven en dat ligt niet aan het Russisch, en ook niet aan de vertalers die Wouter van Oorschot in dienst heeft, want kijk maar naar Tjechov – die schreef bijna alleen maar mooie zinnen! En dat niet alleen: ook nog onvergetelijke verhalen.

Dus het ligt echt aan Tolstoi.

Of aan mij.

De eerlijkheid gebiedt te zeggen (het moet niet gekker worden, maar dat wordt het altijd wel) dat er af en toe best een memorabele scene voorbij komt in Oorlog en Vrede. Zo las ik gisteravond op pagina 780 en 781 hoe een regiment Poolse Ulanen zich in de dood stort, puur en alleen om bij Napoleon (het enige echt duidelijke personage in Oorlog en Vrede) in een goed blaadje te komen. De scene gaat zo. Napoleon galoppeert op een paard (waar anders op?) door Rusland. Zijn legers zijn net de Neman overgestoken. Het is 1812. De kleine keizer komt bij een nieuwe rivier, de Wilija. Daar treft hij het regiment, onderdeel van zijn leger. Hij zet zich aan de oever op een boomstam om na te denken en met een verrekijker naar de overkant te kijken. Hij verordonneert vervolgens dat er verderop een aantal bruggen over de rivier moeten worden geslagen, zo snel mogelijk. Op dat moment wordt hij door een oude besnorde officier van de Ulanen met een gelukkig gezicht en fonkelende ogen benadert: of hij zijn jongens door het water mag voorgaan naar de overkant?

Tuurlijk, ga je gang, zegt de keizer.

De oude officier met de snor en het gelukkige gezicht (op de een of andere manier kan ik die twee dingen niet rijmen, maar Tolstoi dus wel) en de fonkelende ogen heft zijn sabel, roept “Vivat!” en beveelt zijn mannen hem te volgen, het water in. “Hij gaf zijn paard de sporen en galoppeerde naar de rivier. Hij gaf het paard, dat onrustig was geworden, een venijnige ruk, plonsde in het water en stevende af op het diepste gedeelte, waar de rivier het snelst stroomde. Honderden Ulan galoppeerden achter hem aan. Het water was koud en ijzig in het midden van de snel stromende rivier. De mannen klemden zich aan elkaar vast, vielen van hun paarden; er verdronken enkele paarden en er verdronken ook mannen.” Uiteindelijk veertig in totaal. Terwijl dit alles gebeurde, zat Napoleon dus op die boomstam na te denken, en toen een adjudant hem attent maakte op het heroische drama dat zich afspeelde, begon hij gewoon over iets anders te praten. Hij zag het niet, en het interesseerde hem niet. Uiteindelijk bereikte de snorremans met het gelukkige gezicht (ik moet ineens aan overste Karremans denken, hoewel die nooit blij keek) levend de overkant. Hij draaide zich om en riep zo hard als hij kon vanuit zijn doorweekte uniform “Vive l’Empereur!” Maar de boomstam was leeg, de keizer vertrokken.

Mooie scène, toch?

Maar verder, collega, begin er niet aan – aan Oorlog en Vrede. Geen touw aan vast te knopen. Ik hoop dat je nu begrijpt waarom ik zo lang niet van me heb laten horen. Ik heb nu nog 931 pagina’s in het meesterwerk te gaan, maar speel voorzichtig met de gedachte de pijp aan Maarten te geven. Het zou fijn zijn als er een digitale editie van Oorlog en Vrede was; dan kun je gewoon op trefwoord zoeken naar scene’s die je wilt lezen. Gewoon “Napoleon” intikken en er komt weer iets leuks. Overigens, het zal je niet verbazen, wordt er maar heel weinig geneukt in Oorlog en Vrede.

Je bijziende collega,

Bril

Collega!
Pam1.jpg
Of ik Oorlog en vrede ken?!

Man, het staat hier vier delen dik in de boekenkast, in de vertaling van dr. A.E. Boutelje, uitgegeven in 1949 bij Van Loghum Slaterus. Ik heb het vermoedelijk rond 1965 bij W. ten Have in de Klaverstraat 154 gekocht. Dat weet ik omdat het logo van die boekhandel nog op de binnenpagina geplakt zit. Mijn exemplaar moet dus zo’n vijftien jaar in de kast bij Ten Have op mij hebben staan wachten. Eerlijk gezegd zien het derde en het vierde deel er nog steeds als nieuw uit, zij het dat de nooit opengeslagen pagina’s nu wel erg vergeeld zijn. Ten Have bestaat trouwens ook al lang niet meer. Je kon er toen schaakboeken kopen, vandaar.

Destijds moet ik ongeveer tot pagina 555 zijn gekomen. Dat kan ik zien, want daar zit het laatste vouwtje. “Palagea Danilowna Meljoekoc, een breed gebouwde, energieke vrouw, met een bril op en een kamerjapon zonder knopen aan, zat in de salon, omringd door haar dochters, die zij bezig hield”, staat er.

Maar ja, jij bent nog lang niet bij pagina 555, of je hebt die overgeslagen, dus jij kunt nog rustig denken dat er in Oorlog en vrede niet wordt geneukt. Palagea Danilowna Meljoekoc deed dàt trouwens nog zonder bril. Of haar dochters het zonder hulpstukken deden, daarover schrijft Tolstoi niets.

Je eindigt je brief met “je bijziende vriend”, maar volgens mij ben je juist “verziend”. Bijziend betekent namelijk dat je juist niet ver kunt kijken, terwijl verziend betekent dat je problemen hebt wat dichtbij is, zoals lezen. De taal is iets wonderlijks, collega. Het is altijd net weer anders dan je denkt.

Maar ik kan mij natuurlijk vergissen.

Zelf ben ik bijziend én verziend. Vroeger was ik alleen bijziend en had ik alleen een bril nodig om ver te kijken. Maar nu het gekke. Na een tijdje gingen mijn ogen vooruit en had ik even helemaal geen bril meer nodig! De oogarts heeft me toen uitgelegd dat spieren van je lenzen de neiging hebben om te strak te staan als je nog jong bent. Word je ouder dan gaan je spieren verslappen en komt er een moment dat alles precies in orde is. Mijn oogarts voorspelde ook dat die paradijselijke situatie niet te lang zou duren. En inderdaad niet veel later is het algehele verval ingetreden. Nu heb ik vier brillen: een bril om mee ver te zien, een bril om een boek mee te lezen, bril om mee aan mijn computer te zitten en een zonnebril. Je kunt je voorstellen dat er altijd wel een van die brillen weg is. Dat is pas echt om gek van te worden, want daar komt nog eens bij dat ik zonder mijn bril mijn brillen niet kan vinden. Zo bijten mijn brillen in hun eigen staart en sta ik machteloos.

Ik word wel steeds nieuwsgieriger naar jouw Napoleon-boek, want ik begrijp dat je er nog dag en nacht mee bezig bent.

Wist je trouwens dat Napoleon ook een aardig potje kon schaken? Er zijn vier partijen van hem bekend. Twee tegen Madame Du Remusat, één tegen generaal Bertrand en één tegen De Turk. Die twee partijen tegen mevrouw Du Remusat werden allebei door Napoleon op briljante wijzen gewonnen, maar zij zijn qua zetten identiek, in die zin dat Napoleon in de eerste partij met wit en in de tweede met zwart speelde. Vermoedelijk zijn ze allebei verzonnen en zijn zij nooit in het echt zo gespeeld. Dat doet mij denken aan een opmerking die eens in een Sovjetblad heeft gestaan: “Niemand heeft kameraad Stalin ooit zien schaken, maar het is zeker dat hij een zeer sterke partij speelt”.

De derde partij, die tegen de generaal, is misschien ook niet echt. Op Elba liet Napoleon zijn tegenstander alle hoeken van het bord zien, maar eerlijk gezegd vind ik de authenticiteit van die partij ook niet te vertrouwen. De beste partij van Napoleon is die in 1809 tegen De Turk, maar toen werd de keizer smadelijk in 25 zetten mat gezet. De Turk was een schaakmachine, waar een mens in zat. Vermoedelijk was het Johann Nepomuk Maelzel, die tegen Napoleon heeft gespeeld. Als je daarover meer van wilt weten, moet je het artikel van de schaakhistoricus Edward Winter lezen: www.chesshistory.com/winter/extra/napoleon.html.

Ik weet niet of je de regels van het edele schaakspel beheerst – het spel stond nooit hoog in aanzien bij gereformeerden – maar misschien vind je het aardig om te weten dat er ook beroemd schaakprobleem is gecomponeerd door Alexander Petrov (1794-1867). Het probleem, dat decennia lang heeft behoord tot de vaste patriottische leerstof van de Sovjet-Unie, heet De terugtocht van Napoleon I uit Moskou. Met de oplossing erbij kun je die vinden op chessmind.powerblogs.com/archives/archive_2005_05.shtml.

Petrov1.jpg

De opgejaagde zwarte koning verbeeldt Napoleon en de twee machtige witte paarden uiteraard het Russische leger. De diagonaal h1-a8 staat voor de rivier de Bernezina. Napoleon komt daar nog wel overheen, maar even later wordt hij toch mat gezet door de kozakken: 1.Pf1-d2+ Kb1-a2 2. Pe2-c3+ Ka2-a3 3. Pc3-b1+ Ka3-b4 4. Pc3-a2+ Kb4-b5 5. Pb1-c3+ Kb5-a6 6. Pa2-b4+ Ka6-a7 7. Pc3-b5+ Ka7-b8 8. Pb4-a6+ Kb8-c8 9. Pb5-a7+ Kc8-d7 10. Pa6-b8+ Kd7-e7 11. Pa7-c8+ Ke7-f8 12. Pb8-d7+ Kf8-g8 13. Pc8-e7+ Kg8-h8 14. Kh1-g2 mat! Dat de witte koning, die de doodsteek uitdeelt de Russische Tsaar is, hoef ik je niet te vertellen.

Enfin, collega, het lijkt mij een mer à boire, zo’n boek over Napoleon, en vergeleken daarbij is een boek over Theo van Gogh maar een kleintje bier.

Ik denk dat ik er voor vandaag maar eens mee ophoud, want ik moet mijn tanden nog poetsen en ook mijn toon nog matigen, wat altijd een heel werkje is.

Je verziende én bijziende collega,

Max

8 september 2007