De Grote Elf + Eén

Columns

– Wanneer begon bij u het besef door te dringen dat u een miskend schrijver bent?
“Dat is eigenlijk pas laat gekomen. Aanvankelijk vond ik het nog normaal dat in de media voornamelijk werd gesproken over Hermans, Mulisch en Van het Reve. Zij eisten alle aandacht op, maar toen mijn boeken beter begonnen te verkopen, ging ik mij wel afvragen waarom iedereen het alleen maar heeft over De Grote Drie”.

– En daar hoorde u niet bij.

“Nee, daar hoorde ik niet bij. En dat bleef zo toen de uitgever van Jan Wolkers over De Grote Vier ging spreken: Hermans, Mulisch, Reve en Wolkers. Ik dacht Jan Wolkers zal nu zeker de gelegenheid te baat nemen om mij ook noemen, maar dat deed Jan niet. Integendeel, hij begon zichzelf zelfs De Grote Eén te noemen!”.

Jan Wolkers.jpg


– En daar zat u ook niet bij?

“Nee, natuurlijk niet! Dat werd nog erger toen Wolkers op weer een ander moment over De Grote Twee repte, waarmee hij zichzelf en Hugo Claus bedoelde. Die uitspraak moet zelfs Remco Campert te gortig zijn geworden en ik vermoed dat hij naar Wolkers heeft gebeld en verontwaardigd heeft gevraagd: “En ik dan?”. Vanaf dat moment ging Jan spreken over de alternatieve Grote Drie: Wolkers, Claus en Campert.

– En ook daar zat u nog steeds niet bij.

“Nee. Ik begon wij dan ook af te vragen wat ik verkeerd deed. Moest ik ook de hele pers gaan uitnodigen, hier bij mij thuis in Beemsterzwaag? Moest ik ze ook allemaal champagne en gerookte zalm opdienen? Moest ik Leonoor in haar blonte kont over het erf laten dansen, om dan al die journalisten in de nazorg op te bellen om te vragen hoe ze het hadden gevonden? Jan was – met alle respect – echte mediaman die zijn public relations uitstekend wist te verzorgen, maar zo iemand wilde ik juist niet zijn. Het is steeds mijn ambitie geweest een zuiver mens te blijven, bij wie men in de eerste plaats naar het werk zou kijken en niet naar de persoon achter dat werk”.

– En wat ging er door u heen toen u hoorde dat Cees Nooteboom, zoals elk jaar, als een kandidaat voor de Nobelprijs wordt beschouwd?

“Dat gun ik hem natuurlijk van harte, maar is mijn werk minder waard? Ik dacht het niet! En veel lezers met mij denken van niet”.

– Maar ondertussen waren er Hermans, Mulisch, Van het Reve, Wolkers, Claus, Campert en Nooteboom. Men begon al van De Grote Zeven te spreken, en daar hoorde u nog steeds niet bij.

“Nee, en dat was inderdaad zeer ergerlijk. Mijn klomp brak helemaal toen ik in de krant las dat wij vooral Karel van het Reve en Rudy Kousbroek niet moesten vergeten, alle twee cracks op hun terrein. Ik heb er beslist geen moeite mee om deze twee tot de grootste moderne schrijvers van het Nederlands taalgebied te rekenen, maar dan wordt het toch helemaal vreemd dat mijn naam niet in één adem met de hunne wordt genoemd”.

– Karel van het Reve en Rudy Kousbroek erbij zij wij inmiddels aangekomen bij De Grote Negen. Maar nog steeds mis ik uw naam.

“Inderdaad. En om daar iets aan te doen, heb ik voorgesteld een canon samen te stellen van De Grote Elf. Daardoor zou het niet alleen mogelijk zijn mij alle eer te geven, maar ook een einde te maken aan de onrechtvaardigheid dat men Hella Haase was vergeten. Helaas is mijn advies maar ten dele opgevolgd. Met Hella Haase erbij spreekt men nu over De Grote Tien”.

– Inmiddels heeft Jeroen Brouwers de Prijs der Nederlandse Letteren geweigerd, omdat hij zestienduizend euro maar een fooi vindt. Die prijs heeft u ook nooit gekregen.

“Verdomd, Jeroen Brouwers, die ben ik nog vergeten! Maar hij heeft het grootste gelijk om te weigeren. Zelfs de cultuurprijs van Beemsterzwaag is meer”.

Het Parool, 27 oktober 2007