Organische fanfare van fluitende lichaamsopeningen

Boeken etc

Groener gras
Annelies Verbeke
Uitgeverij: Atlas
Sterren: *

Slaap!, het debuut van Annelies Verbeke, heb ik indertijd onbesproken gelaten. De reden: ik vond er geen klap aan. Bovendien moet je een beginnend schrijver niet al te zeer ontmoedigen. En nog eens bovendien: de kritieken van mijn collega’s waren over het algemeen juichend. Misschien ligt het aan mij, dacht ik nog, en moet ik de volgende keer beter opletten. Toen Reus, de tweede roman van Verbeke, uitkwam was ik met vakantie. Reus werd in dit blad gerecenseerd door Theodor Holman, en die recensie wordt nu aangehaald op de flap van Verbeke’s derde boek Groener Gras.

Volgens de flap zou Holman geschreven hebben: “Interessante invalshoeken, interessante mensen ook…Verbeke schrijft mooie zinnen Ze presenteert ons sterke, veelzeggende beelden”.

Dat moet een schitterende kritiek geweest, anders dan die van de meeste recensenten, die over het algemeen vonden dat Reus na het geslaagde debuut Slaap! nogal tegenviel. Omdat ik graag schitterende recensies lees en ook op de hoogte wil blijven van wat collega’s ervan vinden, zocht ik de recensie van Theodor Holman nog eens op.

Maar wat een schrik!

De recensie van Holman was helemaal niet zo schitterend. Integendeel, zij was nogal negatief. Dat van die interessante invalshoeken, interessante mensen en interessante beelden bleek voornamelijk ironisch bedoeld te zijn. Holman gebruikte het woord “interessant”, waar hij voor de minder goed verstaander misschien het woord “interessantdoenerig” zou hebben gebruikt. Hij vond Reus vooral literatureluur en eindigde zijn kritiek met: “Interessant – maar meer ook niet”.

Selectief citeren, heet zo’n uitgeverstrucje.

Groener gras.jpg

Groener gras is een verhalenbundel. Ergens las ik dat “Annelies Verbeke als geen ander het midden kan houden tussen surrealisme en herkenbaarheid”. De Vlaamse Annelies Verbeke is dus eigenlijk een schrijvende Magritte. Helaas komt dat er niet helemaal uit in Groener gras. De meeste van deze korte verhalen – verhaaltjes meer – hebben een nogal kinderachtige pointe, die je soms niet eens als pointe herkend. Zo komt in het verhaal Liefde, hoop en dwergen iemand voor die Rutger Hauer heet, die evenwel niet dé Rutger Hauer blijkt te zijn, maar een dwerg met dezelfde naam. Dat is lachen natuurlijk, want zo’n grapje werkt – om dat geweldige, prachtige, majestueuze woord – maar eens te gebruiken: vervreemdend.

VeR-vrEEmD-eNd.

Als wij de vertelster mogen geloven staan bij Rutger Hauer tuinkabouters in de tuin, wat erop duidt dat Annelies Verbeke niet alleen balanceert niet op de grens van surrealisme en herkenbaarheid, maar dat zij er ook van houdt een snufje camp aan haar verhaaltjes toe te voegen. Het is dan ook niet voor niets dat ons op de omslag van Groener gras een tuinkabouter met een ferme rode puntmuts tegemoet grijnst. Dat doet denken aan Viva Suburbia, een roman van Louis Ferron, waarvan de omslag eveneens wordt versierd door een roodgepuntmutste tuinkabouter. Het was de allerbelabberdste roman in het oeuvre van Ferron, dat overigens voor de rest heel goed te pruimen is. De conclusie moet zijn dat in een tijd, waarin Philip Roth de sterren van de hemel schrijft en Doris Lessing de Nobelprijs vermocht te ontvangen, er geen zegen rust op een literair werk met een tuinkabouter op de omslag.

Geheel in kabouterstijl begint Groener gras met een proloog, die weer begint met deze zinnen: “Daar zijn mensjes. Onder aan de brug. In scholen en kantoren”. En even verderop: “Daar zijn mensjes. Groeiend, goedgekleed, met een oor op het spoor. Op reis”.

Mensjes.

Zou Annelies Verbeke de voor arbeiders verklaarde brieven van Gerard Reve aan Fans Lodewijk Pannekoek kennen, waarin wordt verhaald van Gooise dame met “een sponzig tietwerk”, die tot haar verbazing constateert dat er aan de overkant “ook mensjes wonen”. Wat die dame in kwestie wordt toegewenst zal ik hier onbesproken laten, maar door de combinatie van tuinkabouters en mensjes had ik wel even iets weg te slikken. Snel herstelde ik mij. Verwachtingen kunnen nu eenmaal niet altijd hoog gespannen zijn, en John O’ Mill dichtte al: “Kleine muisjes hebben kleine wensjes, beschuitjes met gestampte mensjes”.

Soms lijkt het erop dat Verbeke bezig is een heel genre opnieuw uit te vinden. Zo leren wij in een van de verhaaltjes de culinaire journalist Herman Regenboog kennen, wiens smaak al lang is gestorven in rancune en zure zult, en die als inspecteur van de Michelin-gids er vooral op uit is zijn gram te halen. Een mooi gegeven inderdaad, maar dat – als ik het goed heb – al eens eerder gebruikt door Patrick Modiano.

Ergens las ik ook “dat Annelies Verbeek een tragikomisch universum creëert vol vreemde snuiter met diepmenselijke trekjes”. Wat al die vreemde snuiters volgens de uitgeverstalk schijnt te binden, is dat zij allemaal losers zijn, hetgeen literair gezien natuurlijk een hele ontdekking is. Je leest namelijk maar zelden een roman over een echte winnaar die overal triomferend binnenmarcheert en die ook de dood weet te overwinnen. Zelfs Jezus kreeg af en toe wel eens een nederlaag te slikken.

Wanneer die losers in Groener gras niet als tuinkabouters rondlopen, nemen zij de gedaante aan van mislukte moeders, kleine huilende meisjes, zelfingenomen opscheppers die het betaald krijgen, of van een hondje dat een vliegreis niet weet te overleven. Klein leed, voor de schoolkrant verteld in een proza waar een echte redacteur toch nog wel eens naar had mogen kijken. Soms krijg je zo’n interessante zin als deze in de maag gesplitst: “Zoals steeds werd zijn nachtrust begeleid door een organische fanfare van lichaamsopeningen, die fluitend en blazend haar laatste poging om zich op iets anders te concentreren, overstemde”.

Toen mijn organische fanfare van lichaamsopeningen eindelijk zo overstemd was dat ik mij kon concentreren, begreep ik nog niet wat daar stond.

Onlangs heeft Howard Davies, de voorzitter van de Booker Prize, de literaire critici gekapitteld, omdat zij elke scheet van gerenommeerde schrijvers “met de grootste eerbied” bespreken, terwijl zij te weinig oog hebben voor het werk van minder bekende, maar wel degelijk getalenteerde schrijvers. Ik ken het Engelse literaire wereldje niet en in haar algemeenheid is het vast waar dat beroemde schrijvers meer aandacht krijgen dat hun minder bekende collega’s, maar vooralsnog zie ik in Annelies Verbeke geen auteur die als een winnaar op de schouders moet gaan. Als schrijver is zij voorlopig nog een gestampt mensje.

HP\De Tijd, 26 oktober 2007