De afdeling Opschepperij slaat weer toe

Boeken etc

Rode regen
Cees Nooteboom
Uitgeverij: Atlas
Sterren: * * *

Im grossen Ganzen bestaat Cees Nooteboom – naast al het andere – uit een inwendige en een innerlijke mens. De inwendige mens is de aanjager van de Cees Nooteboom als levensgenieter, de man die hele wereld bereist en daarover op een aanstekelijke wijze kan verhalen. Deze kant van Cees Nooteboom houdt van koken en lekker eten. Het kan hem daarbij niet exotisch genoeg zijn. Koeienogen, geitenballen en krokodillenhersentjes worden met smaak opgepeuzeld, een genot dat nog wordt vergroot als de auteur daarvoor vele kilometers om moet rijden door vijandelijk gebied.
Cees Nooteboom zou, bij wijze van spreken, willen sterven voor het recht van ieder mens om te eten wat hij wil.

Bij de inwendige mens Cees Nooteboom hoort alles wat bij zijn lichaam hoort, of wat door zijn lichaam wordt veroorzaakt, zoals vermoeide benen, rugpijn of een stoned hoofd. Tevens reken ik tot Nootebooms inwendige mens zijn aandacht voor de natuur, die zich uit in het liefderijk onderhouden van de tuin op het eiland Menorca. Als er iemand zijn eigen naam eer aan doet, dan is het wel Cees Nooteboom. Dat hij anders dan Maarten ’t Hart en veel meer nog dan Jan Wolkers, een leek is op het terrein van biologie, doet er totaal niet toe. Gebrek aan kennis zit zijn liefde voor alles wat bloeit en groeit niet in de weg. Integendeel, hij kneedt daar een typisch Cees Nooteboom-hutspotje van en zet die als een typisch Cees Nooteboom-tableau voor aan zijn lezers.

En dan genieten maar!

De innerlijke Cees Nooteboom is een heel andere figuur, maar ook hij kan zeer genieten, vooral als het zijn eigen gedachtespinsels betreft.  De innerlijke Nooteboom verbaast zich in de eerste plaats over de wereld. Dat hij hier is en zichzelf daar kan denken. Dat hij zich mensen en gebeurtenissen herinnert, terwijl hij toch eigenlijk een heel slecht geheugen heeft.

De innerlijke Nooteboom schrijft vooral over gedachten, zoals deze: “De wolken van vanochtend zijn overgedreven. De ezel van mijn buurman balkt zoals ezels al duizenden jaren balken. De regen die mij op de gedachte bracht dat alles met van alles is verbonden, is niet gekomen. In plaats daarvan heb ik aan Gilberte Cahen gedacht, aan een pijp met kif, aan de storm bij Kaap Hoorn, aan Homerus en mijn oude gymnasium, aan meisjes die voor je opstaan in de tram en vrienden die er niet meer zijn, aan de plaats die we met onze herinneringen, zoals Proust zegt, innemen in de tijd, een plaats die zoveel groter is dan die we innemen in de ruimte. Je moet er alleen voor geleefd hebben, en daarmee nog niet ophouden”.

Zelf houd ik meer van de inwendige Nooteboom dan van de innerlijke Nooteboom, maar er zijn mensen – heel vreemde mensen moeten dat zijn – die daar anders over denken.

Rode regen.jpg

In zijn nieuwe verhalenbundel, Rode Regen, komen liefhebbers van Nootebooms beide kanten uitvoerig aan hun trekken. De schrijver treedt daarin niet alleen op als kok, tuinier, wolkenkijker en dierenvriend, ook komt hij aan het woord als schrijver, dichter, filosoof en vriend van andere kunstenaars en andere belangrijke mensen. Rode regen is sterk autobiografisch en ik ken weinig geschriften waarin wij het karakter van Nooteboom zo goed leren kennen. De auteur treedt zijn lezers tegemoet in een tuinbroek, het voorhoofd bezweet van het spitten in de aarde. Er kan geen zieke poes of hond op de pagina’s springen of Nooteboom gaat ermee naar de dierendokter. Op zijn bekende, o zo typische Nooteboom-wijze mijmert hij over de wereld om hem heen, terwijl ondertussen een schotel van pens, lamsniertjes, grof gesneden uien en wat dies meer zij, in de oven staat te pruttelen. Ik moet eerlijk bekennen dat zelfs ik mij gewonnen meest geven in dit sensibele, heerlijk ruikende universum dat zich afspeelt op Menorca, het eiland waar Nooteboom elk jaar wel enige maanden pleegt door te brengen in een huis dat hij inmiddels heeft verbouwd tot een klein paradijs.

Rode regen is op fraaie wijze geïllustreerd door de Vlaamse kunstenaar Jan Vanriet, met wie Nooteboom al enige tijd samenwerkt. Daardoor krijgt de bundel iets van een praatje bij een plaatje. De titel is ontleend aan het gelijknamige verhaal Rode regen. Dit natuurverschijnsel verwijst naar het roodachtige zand uit de Sahara – in het Spaans barro – dat door de wind naar Zuid-Europa wordt gevoerd en daar als rode regen naar beneden valt. Nooteboom wijdt enkele diepe gedachten aan dit fenomeen, en aan zijn beperkte geheugen, waarbij het met een zelfironie spreekt die ik nog niet eerder in deze heftige vorm bij hem ben tegengekomen.

“Wanneer ben jij oud?”, vraagt Nooteboom zich af en daarop geeft hij het volgende antwoord: “Van de afdeling Opschepperij (daar werken bij mij meerdere uitzendkrachten) moet ik melden dat ik twee jaar geleden de 33-tempeltocht in Japan voor de tweede keer heb gemaakt, en dat betekent heel veel lopen en zoeken, behoorlijk klimmen en tenslotte nog tempeltrappen van soms 888 treden. Niet lang daarna ben ik met een schip van Valaparaiso rond Kaap Hoorn naar Buenos Aires gevaren, maar varen doe je niet zelf, al is windkracht 10 aan dek bij de Kaap niet voor iedereen”.

Enzovoort.

Direct nadat hij de orkaan bij Kaap Hoorn heeft doorstaan, rijdt de auteur eigenhandig zijn auto over de beruchte Ruta 40 in Bolivia, waar geen buitenlander levend van schijnt terug te keren – behalve dan Cees Nooteboom. In eerdere boeken kon ik mij nog wel eens ergeren aan alle heldendaden die door Cees de globbetrotter werden verricht, maar nu ik weet dat de Afdeling Opschepperij de uiteindelijk verantwoordelijke is, moet ik er toch om lachen.

Eigenlijk is Rode regen een hele sympathieke bundel, zeker als je bedenkt dat deze levenslustige en reislustige schrijver volgend jaar 75 wordt. Helemaal zonder rancune is Nooteboom beslist niet, maar hij weet in zijn geschriften toch altijd de schijn te wekken dat hij iedereen het zijne (of het hare) gunt. Het geheime doel van alle reizen, zegt hij helemaal tegen het einde, is te verdwijnen tussen de anderen. Het is niet zo zeer een vlucht, maar meer een verdwijntruc. Je bent je eigen goochelaar en een goochelaar is ook niet op de vlucht, maar creëert een illusie.

Rode regen is naar Nooteboom-maatstaven very down to earth. De inwendige mens heeft zich ten opzichte van de innerlijke mens verrassend goed staande weten te houden.

HP\De Tijd, 9 november 2007