Geert Mak houdt van de boven én de onderkant

Beweringen en bewijzen

Geert Mak is een benijdenswaardig mens. Hij schrijft interessante boeken die enorme oplagen halen en hij presenteert zijn eigen televisieserie, waarmee hij definitief de status van Grote Denker heeft bereikt. Geert is niet alleen geliefd bij het Grote Publiek, hij verkeert ook tussen de Groten der Aarde. Hij moet inmiddels behoorlijk vermogend zijn, al laat hij daar als een echte Hollander weinig van merken. Hij is een bescheiden mens, die er een eenvoudige levensstijl op na houdt. Zo willen wij het graag zien.

Gewaardeerd, beroemd en rijk, wat wil je nog meer? Ik gun Mak zijn succes van harte, maar ik ben ook een tikje jaloers. Wat hij doet, wil ik ook. Maar hoe heeft hij het hem geflikt?


In de eerste plaats dankzij zijn talent en in de tweede plaats door hard te werken. Er is echter nog iets en dat iets kreeg ik te zien toen ik in 1994 een stuk had geschreven over Ed van Thijn, die ik omschreven had als de zwakste Amsterdamse burgemeester van na de oorlog. Van Thijn was toen net afgetreden, omdat Den Haag hem wilde hebben als minister.
Een paar dagen na mijn tirade verscheen in dezelfde krant een stuk van Mak, waarin hij Van Thijn verdedigde. Ik moest niet doen alsof Van Tijn eigenhandig al dat huisvuil in de Amsterdamse grachten had gekieperd. Weer een jaar later kwam ik Geert tegen. Hij schudde mij hartelijk de hand en zei dat hij mij alsnog gelijk wilde geven: dat burgermeesterschap van Van Tijn had inderdaad weinig voorgesteld. Het was erg aardig om dat zo ruiterlijk te erkennen, maar toen Mak uitgroeide tot het nationale knuffeldier begon ik een patroon te zien.

Geert Mak.jpg

Mak heeft altijd voor iedereen een goed woordje over. Hij is solidair met bobo’s en met krakers, met de boven én de onderkant, met het bestuur én met de basis. Hij is de gewezen rebel in het keurige jasje, maar zonder das. Mak is beetje als die leraar, die zijn eigen leerlingen opriep tegen hemzelf te demonstreren. Toen Mak in Buitenhof verscheen om te pleiten vóór Europa, refereerde hij onmiddellijk aan zijn eigen anarchistische jeugd. Typisch Geert. Machtshebbers horen het altijd graag wanneer iemand tot inkeer is gekomen en de minister, die tegenover hem zat, lachte fijntjes.

Inmiddels is Mak zo hoog gestegen dat Grote Europese Denkers onder zijn leiding, en ten overstaan van Koningin Beatrix, op Paleis Noordeinde over Europa hebben gediscussieerd. Er is zelfs een boekje over verschenen dat Paleis Europa heet. Direct na de inleiding van ons staatshoofd komt Geert Mak zelf aan het woord, hetgeen aangeeft dat Mak een Loe de Jong en een Harry Mulisch in één is geworden.

Het is een wat hooggestemd en saai boekje, waarin je de gebruikelijke platitudes kunt lezen. Zo schrijft Beatrix: “De verdere eenwording van Europa betekent niet dat nationale cultuur en nationale identiteit aan belang inboeten”. Dat is overduidelijk niet waar, en je vraagt je af wie het staatshoofd zulke onzin laat oppennen. Een verdere eenwording zal onafwendbaar ten koste gaan van de Nederlandse cultuur. Het is veel verstandiger om daar eerlijk over te zijn, en misschien is het ook helemaal niet erg wanneer onze kinderen Philip Roth gaan lezen in plaats van Jan Siebelink.

Geert Mak is nu een hartstochtelijk pleitbezorger voor Europa. Hij voorziet een sombere toekomst als politici hun verantwoordelijk niet durven nemen – weer zo’n stopverfuitdrukking. Geert stuurt de golf aan, die Nederland in het Europese gareel moet terugbrengen. Zelf voel ik mij nog altijd een scepticus. Het afgelopen jaar was ik eerst in de Verenigde Staten en vervolgens reisde ik naar Polen. Als u mij vraagt in welk van die twee landen ik mij het meeste thuis voelde, dan is het antwoord ondubbelzinnig: Amerika! Veel liever ben ik in New York, Vermont of Californië dan in Polen, Slowakije of Roemenië. Als de Nederlandse regering morgen onverhoeds mocht besluiten ons land aan te melden als de 51ste staat van Amerika, dan zal ik dat voornemen uit volle overtuiging steunen.

Stel je de geweldige voordelen voor, die wij zouden genieten als wij bij de Verenigde Staten horen.

Eindelijk een multiculturele samenleving en toch een eigen identiteit! De beste universiteiten voor onze kinderen. Onze macht zou niet langer uitsluitend moreel zijn. Stel je eens voor een Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, woonachtig in Amsterdam, die komt vertellen dat zojuist is besloten de oorlog in Irak te beëindigen. Eindelijk weer een Nobelprijs!

In deze tijd van globalisering, waarin al onze sinterklaascadeaus van Chinese makelij zijn en waarin radiologen te Bombay de röntgenfoto’s van het Prinsengrachtziekenhuis beoordelen, is dat hele verlangen naar Europese eenwording niets anders dan een vorm van benauwend provincialisme.

Ik voorspel dat Geert binnen vijf jaar ook deze fout zal toegeven. Dat gebeurt dan niet op Paleis Noordeinde, maar op het Witte Huis.

de Volkskrant, 29 november 2007