Schaamte en boete

Boeken etc

Leeftocht
Adriaan van Dis
Uitgeverij: Augustus
Sterren: * * *

Een van de kenmerkende eigenschappen van Adriaan van Dis bestaat uit het bezit van schuld- en schaamtegevoelens. Als Van Dis bijvoorbeeld tijdens verre reizen stuit op maatschappelijke onrechtvaardigheden is hij meteen geneigd om daar schuld- of schaamtegevoelens over te hebben. Die gevoelens kunnen alles betreffen. Ziet hij hongerende mensen dan wordt hij overvallen door het schuldgevoel een westerling te zijn. Hoort hij woord apartheid, dan voelt hij de schaamte van het Nederlanderschap. De wereld is onvolmaakt en daardoor liggen schuld- en schaamtegevoelens bij Van Dis altijd en overal op de loer.

De cynicus twijfelt aan het bestaanrecht van schuldgevoelens. Je hebt schuld of je hebt geen schuld. Je bent schuldig, of je bent niet schuldig. Het heeft weinig zin schuldgevoelens te hebben over misstanden waar je toch niets aan kunt doen en waar je ook niets aan kunt veranderen. Niet eens zo diep in zijn hart moet Van Dis zich dat ook realiseren, want er is geen schrijver die met zo veel passie door vreemde landen is gereisd als hij. Als hij werkelijk gebukt zou gaan onder al dat onrecht, was hij vermoedelijk nooit verder gekomen dan Brasschaat.

Als globbetrotter lijkt Van Dis nog het meest op Cees Nooteboom, zij het dat Nooteboom op papier minder gekweld overkomt. Nooteboom is meer de levensgenieter. Van Dis daarentegen is de dandy die op een vreemde manier altijd rekening zal houden met wat de buitenwereld van hem vindt. Dat maakt Van Dis als schrijver toegankelijker en minder zweverig dan Nooteboom. Maar ook wat koketer en bloemrijker in zijn taal en in zijn gedrag.

Vlak voor sinterklaas is de 520 pagina’s dikke bundel Leeftocht verschenen, waarin Van Dis allerhande stukken, columns, reisverslagen en interviews bijeen heeft gebracht. De ondertitel luidt Veertig jaar onderweg, waarmee is aangegeven dat de Van Dis zo rond 1970 aan zijn rondreis moet zijn begonnen. Hij gaat dan richting Afghanistan, maar houdt het bij de grens wel voor gezien. Van Dis zoekt de ontberingen, maar die moeten ook weer niet te gek worden. Op die reis voelt hij zich voor het eerst de westerling, die hij niet wil en mag zijn, maar die hij bij nader inzien wel degelijk is.

Leeftocht.jpg

Een zekere gevoel van miskenning zit, geloof ik, in elke gepassioneerde reiziger. Je moet ergens naar toe waar je meer zal worden gewaardeerd. Van Dis bezit die eigenschap ook en als hem goed leest, begrijp dat hij haar van zijn ouders heeft geërfd. Vader en moeder, beiden Indischgasten, zijn door de Nederlandse staat op een zeer onrechtvaardige manier behandeld. Altijd je stand op houden, ook al ben je werkloos en heb je geen cent te makke, dat heeft Van Dis in het ouderlijk huis geleerd. Het steekt hem dan ook dat hij vaak wordt neergezet als een snob in een mooi groen jasje. Toch is hij is geen “gecoiffeerde flapdrol” en ook hecht hij eraan te vermelden dat – anders dan door het journaille van het AD is vermeld – nog nooit de uitroep “parbleu!” de haag zijner tanden heeft verlaten.

Verder beklaagt Van Dis zich over de VPRO, waar men altijd wel wat te zeiken had over zijn inmiddels als prachtserie erkende boekenprogramma: “Hier is Adriaan van Dis…”. Ook bij NRC/Handelsblad, waar een tijd als chef van het Zaterdagsupplement fungeerde – het abonneeaantal steeg toen met grote sprongen – heeft hij niet altijd de waardering gekregen waar hij recht op meende te hebben. De kwesties met het vermeende plagiaat heeft Van Dis in deze veertigjarige tocht wijselijk onbesproken gelaten.

Toch is Leeftocht geen bitter boek. Integendeel, er valt van alles in te lachen en gelukkig is Van Dis niet gespeend van zelfspot. Zoals in elk allegaartje heb je meesterlijke, smakelijke, minder smakelijke en zwakke gedeelten. Ik zie daar geen echte lijn in. Omdat ik niet zo’n reisverslagenlezer ben, werd ik het meest gegrepen door zijn berichten van wat er om de hoek aan de hand is. Zeer sterk is nog altijd het portret van de Amsterdamse Beethovenstraat en de klandizie aldaar. Van Dis beschrijft het lot van de omwonenden vol mededogen. Ze zullen nu wel dood zijn. In zijn Reis door mijn buurt en de zaak van de vermoorde onderduiker is hij bovendien de eerste geweest die de zaak-Oettinger aan de orde heeft gesteld.
Oettinger was de onderduiker die door Louis van Gasteren is gedood. Volgens de filmmaker was dat een verzetsdaad, maar daar is in de loop der jaren steeds meer twijfel over ontstaan. Van Gasteren had de gewoonte om een ieder die zich ook maar enigszins in de affaire wilde verdiepen met processen te bedreigen, een houding die bijna uitliep op terreur. Ook Van Dis heeft in een advocatenkantoor tegenover Van Gasteren gezeten. “Een zwaar getraumatiseerd man”, aldus Van Dis. Toen het stuk in NRC/Handelsblad werd gepubliceerd, liet de auteur de naam van Van Gasteren onvermeld. Van Dis schrijft nu: “Al had ik zijn naam niet genoemd, ik had er geen enkele behoefte aan hem aan de schandpaal te nagelen. (…) Misschien was hij toch niet zo’n held geweest. Of had hij een selectief geheugen. Wie niet”.

Meer dan 25 jaar later laat Van Dis de naam opnieuw onvermeld. Dat is wel erg prudent, te meer omdat er sindsdien een lawine van publicaties en rechterlijke uitspraken is geweest, die niet bepaald in het voordeel van Van Gasteren is uitgevallen. Destijds wilde Van Dis “al spoedig niets meer met de zaak te maken hebben”. Dat kan ik goed begrijpen, maar als hij na al die jaren toch tot herdruk overgaat, had hij beter man en paard kunnen noemen. Zoals hij het nu brengt, wekt Van Dis de indruk dat hij het zichzelf niet al te moeilijk wilde maken.

Leeftocht bevat een aantal aanstekelijke reisverhalen, die oproepen de wandelschoenen uit het vet te halen. Mij viel het op hoe sterk het verhaal Seks met de tandarts nog altijd is. Dat gaat over de aids-epidemie in New York. Toen het in 1985 verscheen, was het een eye-opener. Van Dis vind ik altijd op zijn best als hij het zijn broekspijpen middenin de modder staat. Goed gekleed en met goede manieren het inferno binnengestapt, dan hij glorieert hij in vol ornaat.

Een beetje ibbelig word ik altijd als Van Dis poëtisch-interessant gaat doen, bijvoorbeeld als hij over zijn eigen schrijverij schrijft: “Mijn taal lonkt, en vrijt en gaat vreemd bij het leven en toch doet ze o zo kieskeurig, op het nuffige af. Kuis en stijf en streng kan ze zijn. Mijn taal is standbewust, al aapt ze de ordinairste platterik makkelijk na en kletst ze met iedereen mee; ze speelt nu eenmaal graag toneel. Het liefst ruilde ze telkens van vel”.

To much, zelfs als het waar zou zijn.

HP\De Tijd, 14 december 2007