De generatie van de promiscuïteit

Boeken etc

Vriendendienst
Aleid Truijens
Uitgeverij: Cosee
Sterren: * * *

De laatste tijd lees ik nogal wat beschouwingen, waarin meedogenloos wordt afgerekend met de jaren zestig en zeventig. Dat was een tijd van muddleheaded idealisten, die er eigenlijk niets van terecht hebben gebracht. In het dagblad Trouw maakte Rob Schouten onder het kopje Demasqué der utopisten onlangs een kleine inventarisatie. “Een bont en heterogeen palet op van linksgeoriënteerde idealisten en utopisten”, schreef hij, bestaande uit “provo’s, hippies, Cubagangers, langharigen, communistische en maoïstische fellowtravellers, Vietnamdemonstranten, Kabouters, rebelse studenten, milieuactivisten, feministen en krakers”. Daar kunnen nog wat psychiaters bij van het Foudraine-type – Wie is van hout? – alsmede goedwillende criminologen die meenden dat gevangenissen net zo goed konden worden gesloten.

“Wat hebben al die idealisten nu eigenlijk bereikt?”, is steevast terugkerend de vraag.

En het antwoord dat daar ook steevast bij hoort, luidt: “Bitter weinig”.

Want ga maar na. Die naoorlogse generatie loopt inmiddels zelf tegen haar pensioen, en waar maakt zij zich nog druk over?

Over de kinderen, die vaak kinderen zijn van gescheiden ouders en daarom aan de drugs of anderszins mislukt.
Over de hypotheek op het tweede huisje in Frankrijk.

Het maatschappelijk engagement is verworden tot een egocentrisch escapisme, dat geen heil meer zit in enige vorm van actie voeren.

Naar ik meen was het Frits Bolkestein in Nederland de eerste die het denken over de jaren zestig en zeventig heeft veranderd, en die soort liberaal reveil heeft geïntroduceerd. Intussen is afgeven op die periode is gemeengoed geworden. Toch is het niet moeilijk om de jaren zestig en zeventig verdedigen als een van de meest zegerijke periodes uit onze geschiedenis. Het is maar welke eindconclusie je wilt bereiken. Harry Mulisch heeft er bijvoorbeeld onlangs nog op gewezen dat er een korte, gelukzalige periode is geweest waarin de anticonceptie pil al bestond, maar aids nog niet. Een jaar of tien heeft dat geduurd, en onze kijk op vrijheid en seks is er radicaal door veranderd, wat er vanuit de leeglopende kerken is gepredikt.

Volgens Rob Schouten heeft de demasqué van de jaren zestig en zeventig nu ook de Nederlandse literatuur bereikt. Maar zelfs als je vindt dat het inderdaad om een demasqué gaat, moet er opgewezen worden dat mensen gewoon oud worden. Ook de naoorlogse generaties, die zinderden van het idealisme, hebben te maken gekregen met rampen, ziekte en dood. En daarmee met persoonlijke gevoelens van ontgoocheling. Het zou vreemd zijn als het anders zou wezen. Ontgoocheling hoort bij iedere generatie die de dood onder ogen moet gaan zien. De dood is een misselijke grap waarop niemand rekent in zijn jeugd. Wel kan dat jeugdgevoel soms lang duren. Om ook hier met Harry Mulisch (80) te spreken: “Dat ik sterfelijk ben, moet eerst maar eens bewezen worden!”.

Vriendendienst.jpg

Het nieuwe jaar in stijl beginnend, las ik de kleine roman Vriendendienst van Aleid Truijens. Het is zo’n typische vertelling waar Rob Schouten het over heeft. De personages uit Vriendendienst zaten in 1972 bij elkaar in de vierde klas van het gymnasium. Zij leefden helemaal het puberleven van die tijd, “die collectief stonede 4-gymnasiumklas”. Nee, ze zouden nooit “het woord pensioen in de mond nemen. Evenmin als de woorden koopsompolis, hypotheek en alimentatie. Wij kochten geen Alpen-Kreutzer. Wij zouden niet gaan scheiden, sparen noch beleggen. We wisten nog niet het verschil tussen credit en debit”.

Daarmee is in één zin zo’n beetje een hele generatie getekend. Logisch natuurlijk dat er door zoveel afkeer van kleinburgerlijkheid uiteindelijk maar weinig terecht komt van de oorspronkelijke voornemens. Toch weet de harde kern van 4-gymnasim te overleven, op een leerling na. Dat is de ongelukkige Arend die op jonge leeftijd zelfmoord heeft gepleegd, onder omstandigheden die nooit helemaal zijn opgehelderd. Het waarom van zijn daad is altijd als een boze wolk boven de klas blijven. Nooit is de hemel opgeklaard, al zal dat wel gebeuren als de pubers van weleer elkaar dertig jaar later weer treffen in een Spaans huisje op een Spaanse heuvel.

Het leven is aan Paula, Vincent, Marc, Reina, Thijs, Frouke en Joris niet onopgemerkt voorbij gegaan. Of iemand wel degelijk een koopsompolis bezit, wordt niet verteld, maar kinderen hebben deze vijftigers wel. Hoewel ouders, het woord “co-ouders” is meer op zijn plaats, want de meesten van hen is het nooit helemaal gelukt voor langere tijd een klassiek gezin te stichten.

De kinderen – zelf pubers – zijn trouwens ook mee en sluipen rond op de Spaanse heuvel, terwijl de vijftigers verhalen aan vroeger ophalen. De roman groeit naar een hoogtepunt als twee van de pubers ’s nachts wegblijven en ’s ochtends met rode konen terugkomen. Daar treffen zij hysterisch verontruste ouders, die de politie hebben gebeld. Aan de ontbijttafel zit dienstdoende brigadier, die juist was ingeschakeld voor een grootscheepse zoektocht. Deze gebeurtenis is de trigger voor allerlei bekentenissen. Onthuld wordt hoe Arend werkelijk aan zijn eind is gekomen. Ik zal de oplossing hier niet verklappen, maar het is geheel in de tijdgeest van de jaren zeventig. De titel Vriendendienst wijst, mits ironisch uitgesproken, in de juiste richting.

Drie jaar geleden is Aleid Truijens, inmiddels zelf een vijftiger, gedebuteerd met Geen nacht zonder, een egodocument waarin zij beschrijft wat er gebeurt wanneer bij haar zoon leukemie wordt geconstateerd. Het is een ontroerend boekje, dat ontroert omdat de werkelijkheid niet ver weg is, ook al heeft het de vorm van een roman. In het praktisch even dikke Vriendendienst zal het biografische element bijna even groot zijn, maar dat doet er nu veel minder toe. Vriendendienst is geschreven in dezelfde afstandelijke toon van iemand die gewoon vertelt wat haar overkomt. De aanpak werkt ook hier: helder en to the point. Aleid Truijens vertelt in kort bestek over haar generatie, waar A.F.Th van der Heijden een hele cyclus voor nodig heeft.

Kennelijk heeft Truijens’ generatie toch niet helemaal voor niets geleefd. Altijd stoned in 4 gymnasium, kinderen gekregen, maar reeds gescheiden voordat je was getrouwd, nooit een koopsompolis gekocht, Fidel Castro afgezworen, je huis ooit door het kraken verworven, terwijl van het wereld verbeteren niets terecht is gekomen. Maar toch zo’n kleine mooie roman schrijven – dat mag gerust wonder heten. Of niet soms?

HP\De Tijd, 11 januari 2008