Het knagend geweten van oud-politici

Buitenhof

Het komt regelmatig voor dat oud-politici na hun pensioen meer begaan zijn met vraagstukken van recht en rechtvaardigheid dan in de tijd dat zijzelf aan de macht waren.

Neem Dries van Agt.
Tegenwoordig maakt hij zich sterk voor het lot van het onderdrukte Palestijnse volk. In het kader van deze nobele missie is hij wekelijks op de televisie te zien, waarbij hij niet zelden een gezicht opzet dat op huilen staat. Afgelopen vrijdag nog zei hij in Nova, dat hij in zijn leven nog nooit zo hard had gewerkt. Toen hij nog minister-president was, had hij tijd genoeg om naast het regeren ook nog te wielrennen en uit te slapen, maar voor de Palestijnse zaak roept het geweten hem al vroeg uit bed.

Dries van Agt.jpg

Tussen 1977 en 1982 is Van Agt premier geweest in drie verschillende kabinetten en daarvoor was hij ook nog minister van Justitie. In die periode speelde de Palestijnse kwestie ook al. Zo vond in 1978 een vredesoverleg plaats op Camp David, het buitenverblijf van de Amerikaanse president. De PLO van Yasser Arafat mocht daar niet aan meedoen, zodat de onderhandelingen voor de Palestijnen op niets uitliepen. Van Agt had toen als premier luidkeels van zijn ongenoegen blijk kunnen geven, maar hij hield zijn mond. Na 28 jaar, nu Van Agt geen machtsmiddelen meer heeft, gaat hij zijn opvolgers vertellen wat hijzelf heeft nagelaten.

Een andere oud-premier die steeds geëngageerder wordt, is Van Agts opvolger Ruud Lubbers. Die was tussen 1982 en 1994 premier van Nederland. In 2000 werd hij door de Verenigde Naties gevraagd Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen te worden, een functie die hij moest neerleggen toen hij zijn naam in verband werd gebracht met ongewenste intimiteiten. Lubbers ontkende, maar een rapport gaf hem ongelijk. Nu zou je verwachten dat iemand die op zo’n manier het veld moet ruimen, zich in bescheidenheid zou terugtrekken, maar niet Lubbers. Misschien zie ik het verkeerd, maar soms heb ik de indruk dat hoe meer bekend wordt dat Lubbers zich in het persoonlijk verkeer heeft misdragen, hoe meer hij zich wil inzetten voor de vluchtelingen in de wereld.

En dan hebben wij Hans Dijkstal. Hij was tussen 1994 en 1998 minister van Binnenlandse Zaken en vice-premier. Zijn val kwam na de moord op Pim Fortuyn en de voor zijn partij desastreus verlopen verkiezingen van 2002. Tegenwoordig pleit Dijkstal als lid van allerlei commissies voor “verantwoordelijkheid”, een begrip dat al bijna net zo gedevalueerd is “respect”. De komende tijd krijgen wij het woord “verantwoordelijkheid” veel te horen.

Ieder mens is verantwoordelijk voor zijn daden, maar ben je ook verantwoordelijk voor de daden van een ander, dat is een vraag die gaat spelen als Geert Wilders met zijn anti-Koranfilm uitkomt. Nog nooit heeft iets dat nog niet eens bestaat zo veel publiciteit gekregen, dus kun je je afvragen wie verantwoordelijk is voor al die luchtfietserij, maar stel nu eens dat er inderdaad Nederlandse ambassades worden bestormd en dat in Pakistan doden vallen. Is Geert Wilders, is Nederland, zijn wij als Nederlandse staatsburgers, daar dan medeverantwoordelijk voor? Hoe lang zijn de aanvoerlijnen van de verantwoordelijkheid eigenlijk? Zijn wij bijvoorbeeld verantwoordelijk of medeverantwoordelijk als een zelfmoordenaar, die de film van Wilders niet eens heeft gezien, zich opblaast in een mensenmenigte.

Dijkstal vindt van wel. Je moet altijd rekening houden met de knettergekte van anderen.

Daar zit misschien iets in, maar de laatste tijd begin ik steeds meer sympathie te krijgen voor Wim Kok, die na zijn pensioen gewoon een goed betaald baantje bij de ING heeft genomen.

Buitenhof, 13 januari 2007