Andere tijden: je grootste fan!

Columns

Een woord dat je tegenwoordig vaak hoort, is authentiek. Het is mooi als iets of iemand authentiek is. Gespeeld en gemaakt zijn uit, maar authentiek is in. Camp en kitsch zijn uit, maar authentiek is in. Het woordenboek geeft bij authentiek: eigenhandig, origineel, echt en betrouwbaar.

Ten aanzien van personen betekent authentiek dat iemand zijn emoties moet tonen op een oprechte manier. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want hoe weten wij eigenlijk of iemand oprecht is? Tot het instrumentarium van de goede acteur behoort het vermogen om oprechtheid te spelen. En heus, goede acteurs zitten ze niet alleen bij toneelgezelschappen, zij verkeren in alle hoeken en gaten van de samenleving. Zij werken bij bedrijven, spelen in een voetbalelftal of drinken een biertje in het café.

Enzovoort.

Een beroepsgroep waarvan tegenwoordig ook authenticiteit wordt verlangd is die van de politici. Ook politici moeten betrouwbaar, eerlijk en oprecht overkomen. Helaas lijkt dat een bijna onmogelijke opgave in een omgeving die het vooral moet hebben van het compromis.

Onlangs zag ik in Nova burgemeester Cohen debatteren met Hero Brinkman van de PVV, de partij van Wilders. Die Hero Brinkman kwam behoorlijk authentiek over als een vertegenwoordiger van wat in de provotijd “de misselijke makende middenstand” heette. Een echte uitwisseling van argumenten was het niet, want Brinkman hield het vooral bij wat jennen. Niettemin leek zijn woede behoorlijk authentiek en je zag hoe hij het meende toen hij eruit perste dat hij Cohen “de slechtste burgemeester van Nederland” vond.

Cohen+Brinkman.bmp

De reactie van Cohen kwam voor mij volkomen onverwacht: hij werd kwaad. Wat Brinkman dacht moest hijzelf weten, maar die kwalificatie “slechtste burgemeester” was “onnodig grievend”, riep Cohen. Een paar maal herhaalde Cohen zijn verwijt, met de nadruk op onnodig, alsof grievend soms ook erg nodig kan zijn. Het vreemde was dat Cohen in zijn verontwaardiging bij mij ineens heel gespeeld en weinig authentiek overkwam. Zo op je ponteneur gaan staan, dat is niets voor hem.

Geen burgemeester is de laatste jaren zo geprezen als Cohen, zowel nationaal als internationaal. Wat kan het je dan in godsnaam schelen, als je een keer door een tweederangs politicus de slechtste burgemeester van Amsterdam wordt genoemd? Tot dusver heeft Cohen kritiek altijd behendig weten af te wimpelen, maar welke overtreffende trap is er nodig om zijn gemoedstoestand te beschrijven als hij eens echt onder vuur wordt genomen?

Bij het zien van Cohen gingen mijn gedachten terug naar 1994, toen Ed van Thijn aftrad als burgemeester van Amsterdam. Ed was geroepen om minister van Binnenlandse Zaken te worden. Zo’n beetje alles wat Van Thijn in Amsterdam had aangepakt, was mislukt, met als dieptepunt de Olympische Spelen die naar Barcelona gingen. Iedereen had al lang gezien dat er niets van de Amsterdamse nominatie terecht zou komen, behalve de goedgelovige Van Thijn. Vandaar dat ik bij zijn vertrek in NRC/Handelsblad een stuk schreef met de conclusie: “Samen met mr. S. van Hall, de onhandige regent uit de jaren zestig, kan Van Thijn worden beschouwd als de zwakste burgemeester die Amsterdam na de oorlog heeft bestuurd”.

Er gebeurde toen twee dingen. Eerst kreeg ik een brief van de historicus Richter Roegholt, die meende dat Van Hall helemaal niet zo’n zwakke burgemeester was geweest. Vervolgens ontving ik ook een brief van Van Thijn. In de enveloppe had Ed een foto van zichzelf gedaan en op de achterkant daarvan had hij geschreven: “Van je grootste fan!”.

Toen ik dat zag, viel ik even stil. Op de finish was ik toch nog verslagen.

Fietsend door de stad ben ik sindsdien mijn grootste fan nog vele malen tegengekomen. Wij maakten dan altijd een gezellig praatje. Misschien was Ed geen sterke burgemeester, authentiek is hij zeker wel.

Het Parool, 23 februari 2008