Fantomen van de goudvissenkom

Beweringen en bewijzen

De motie van de Partij van de Dieren waarin voor wordt gepleit voor een verbod op de goudvissenkom mag lachwekkend lijken, maar mij heeft dat voorstel toch aangezet tot enige zelfreflectie.

goudvissen2.bmp

Al van jongs af aan ben ik door vissen gefascineerd geweest. Nog altijd kan ik geen markt passeren of ik voel mij aangetrokken tot de viskramen. Ook kan ik in een viswinkel minuten lang staren naar een bassin met levende forellen, maar helaas kom je die tegenwoordig nog maar zelden tegen. Groot was mijn geluk toen ik in China terecht kwam in restaurant met meters lange aquaria, vol met soorten vis die hier nooit ter consumptie worden aangeboden.
Haaien, steuren en roggen zwommen erin rond en ook waren er vissen bij die ik nog nooit had gezien. De Chinees eet geen dode vis, maar verse vis die ter plekke wordt bereid.

Minder groot was mijn geluk toen de vis die ik had aangewezen met chirurgische precieze in de kortste keren van staart tot kop in keurige mootjes was gehakt en voor me werd neergelegd. Ik dacht aan de hartvochtigheid van de eerste rationalisten. Aan Descartes vooral, die het dier zag als een gevoelloze machine. Voor Descartes waren de bête machine als uurwerken, die je zonder enig bezwaar mocht openpeuteren. Het lawaai dat je dan hoorde was geen uiting van pijn, maar het geluid dat je hoort als een springveer knapt. Descartes had zelf een hondje bezat en het schijnt dat hij dat liefdevol behandelde, zodat je je afvraagt je hoe hij theorie en praktijk wist te rijmen.

Mijn dierenwereld is tamelijk overzichtelijk en weinig wetenschappelijk. Zo zijn er aan de ene kant van mijn spectrum dieren waarvoor ik geen medelijden voel, zoals de malariamug, de hoofdluis of het platje. Wat Noach in zijn oneindige wijsheid mag hebben bewogen om deze dieren tot zijn Ark toe te laten, is een raadsel. Aan de andere kant van het spectrum staan de dieren met een hoge aaibaarheidsfactor, zoals mijn eigen hond Polly die inmiddels de eerbiedwaardige leeftijd van zestien jaar heeft bereikt.

De rest van mijn dierenrijk deel ik in volgens criteria die mijzelf ook niet helemaal duidelijk zijn. Een paar jaar geleden was ik er getuige van hoe bij een geliefde hamster baarmoederkanker werd geconstateerd, wat tot een operatieve ingreep leidde die bijna twee honderd euro kostte. Op mijn tegenwerping dat je voor twee euro een nieuwe hamster kunt kopen, werd met verontwaardiging gereageerd. De hamster leefde daarna nog een paar weken. Ik vond het nog meer zonde van het geld, maar deed er verder het zwijgen toe. Wordt onze hond echter getroffen worden door zo’n aandoening, dan zou ik er beslist niet terugdeinzen haar te laten bestralen of een chemokuur te geven.

De geheimzinnige vissen vormen een aparte categorie. Ik kan soms uren vanuit een bootje naar een dobber staren, verlangend naar dat ene moment van opwinding. Boven pakken donkere wolken zich samen, een kille wind snijdt over je handen en je voelt de eerste druppels, maar je blijft zitten, want elk moment kan uit het ondoorgrondelijk zwarte water een levend monster oprijzen. Het is niet het genieten van de natuur dat de visser gekluisterd houdt aan zijn hengel, maar het gevecht tegen de fantomen.

Eenzame visser.bmp

Er is geen moraliteit die het sportvissen kan goedkeuren, en toch ga ik soms uit vissen. De regel dat sportvissen is toegestaan, zo lang je maar opeet wat je vangt, geldt maar in geringe mate voor de Hollandse wateren, want behalve snoekbaars en paling is de onze zoetwatervis niet echt eetbaar. Dat maakt het sportvissen tot een even zinloze als kwaadaardige bezigheid. Wat je gevangen hebt gooi je terug. Ze zullen niet allemaal overleven, maar net als Descartes drie eeuwen geleden maak je jezelf wijs dat die voorntjes en dat snoekje niet kunnen lijden.

Verstokte aquariumwatchers zien onmiddellijk of een vis het moeilijk heeft. Leven in een goudvissenkom lijkt mij zoiets als niesen met je hoofd in een plastic vuilniszak. Het water vervuilt snel en het is waar dat de goudvis zich in zo’n ruimte nergens kan verschuilen, wat toch een primaire behoefte is. Uit eigen ervaring weet ik dat onderhouden van een aquarium meer tijd kost, dan het onderhouden van een moderne auto. Er zijn veel automobilisten die probleemloos van de ene beurt naar de andere rijden zonder één keer de olie of de bandenspanning te controleren.

Marianne Thieme heeft gelijk: weg met die goudvissenkom! Toch zal ik niet op haar partij stemmen. De mens is slechts ten dele een moreel wezen. Veel lusten moeten worden bevredigd, zonder dat goed en kwaad daarbij van enige betekenis is. Daarom moet ik af en toe in bootje zitten, het liefst alleen, maar het kan ook met een ander man, zo lang die maar nors zwijgend naast mij zit.

Zelf is Marianne Thieme lid van de Zevendedagsadventisten, een kerkgenootschap dat bereid is in de raarste dingen te geloven. Daar zoekt zij haar fantomen.

de Volkskrant, 13 maart 2008