Kwik, kwek, kwak, Kester en Martin

Boeken etc

Dahlia’s en sneeuw
Kester Freriks
Uitgeverij: Conserve
Sterren: * *
Foute man
Martijn Meijer
Uitgeverij: Nieuw Amsterdam
Sterren: * *

Aan de leiband van het boekenweekthema – van die dingen die voorbijgaan – zagen wij veel oude mensen passeren, vooral op de televisie. Het hoogtepunt kwam bij Pauw & Witteman met de verschijning van Jan Blokker, Henk Hofland en Harry Mulisch. Het drietal zou zo langzamerhand op tournee kunnen gaan: als Kwik, Kwek en Kwak op leeftijd.

Blokker,H,M.bmp

Jan Blokker was verre weg het meest aan het woord, maar hij kwam af en toe wat moeilijk over.

De columnist van de jongeren-NRC wil zich graag presenteren als de Sebastiaan Haffner van de lage landen, maar hij struikelt soms over zijn eigen verwarring. Hofland is de anarchist van het gezelschap, de man van de rijdende colablikjes. De zwijgzaamste van de drie was Harry Mulisch. Hij kijkt het wat aan, maar wat hij naar voren brengt, lijkt mij het meest gemeend. Hij zei dat hij niet gerust is op de toekomst, en dat de oorzaak van zijn onrustgevoelens zijn wortels vindt in de opkomst van de religie. Hij opperde ook nog dat de slechte behandeling van Ayaan Hirsi Ali is ingegeven door jaloezie van Haagse politici. Beide opmerkingen van de romancier lijken mij juist, maar zij werden door de columnisten weggehoond.

Voor Blokker en Hofland komt het binnen een generatie allemaal wel goed, als het bestuur maar in handen blijft van keurige sociaaldemocraten. Het verschil in inzicht ligt voor de hand. Blokker en Hofland zijn natuurlijk echte kaaskoppen, opgegroeid volgens oer-Hollandse tradities, waarin het bombardement op Rotterdam en de hongerwinter de grootste drama’s zijn geweest. Mulisch met zijn joodse achtergrond weet dat sommige dingen niet meer goed komen, ook niet onder goedwillende sociaaldemocraten.

Paradeerden de oudjes op radio en tv in volle glorie, in de wereld van de roman zag ik er maar weinig van terug. Ook schrijvers zien zichzelf liever als levenslustig dan als wezens die al met één been in het graf staan. Omdat de arme Bernlef ooit Hersenschimmen heeft geschreven, moest hij het nu bezuren dat hij werd uitverkoren tot dé bejaarde van de Boekenweek. Alleen al van zo’n uitverkiezing valt je gebit uit je mond.

Enigszins tot mijn geluk vond ik tussen alles wat er de afgelopen week verscheen toch nog een korte roman over de ouderdom: Dahlia’s en sneeuw van Kester Freriks. Deze roman heeft wel iets van Hersenschimmen. Een oude dame, die luistert naar de keurige naam Julia Wensiez-Lankhorst, leeft in haar eigen, steeds leger wordende wereld. De aard van haar terugval wordt niet genoemd, maar de lezer vermoed dat het hier om een vorm van Alzheimer gaat.

Kester Freriks.bmp

Toch heeft ze nog sterke herinneringen aan vroeger. Die komen tot ontlading als zij op een dag wordt benaderd door een schilder die haar portret wil maken. Julia’s echtgenoot blijkt de opdrachtgever te zijn. Haar man wil nog een beeld van haar, dat hem zal herinneren aan hoe zij ooit is geweest. Het is een tragisch gegeven, dat niet zonder gevoel is uitgewerkt. Het slothoofdstuk, dat gaat over de opname van Julia in een tehuis, is opgedragen aan de moeder van de auteur, Maria Freriks-van der Voort. Daardoor krijgt de lezer wel enig idee hoe de werkelijke verhoudingen liggen.

Naar mijn idee veroorzaakt de ik-vorm een vreemde paradox in de roman. De vrouw zegt haar taal kwijt te raken, maar ondertussen formuleert zij voortreffelijk. Ze denkt dingen als: “Ik leef, adem, praat, vind woorden droom, slaap, wordt onmisbaar gevonden door man, kinderen, kleinkinderen, schoondochters en vind echtgenoot en zonen onmisbaar. Ik ben als bevrijd uit de klemstoel”.

Of: “Ik heb nooit begrepen waarom ik vroeger, net als iedereen, behekst was door de tijd. Ik heb de sleutel gevonden voor een leven dat de dood overwint. Ik spring in de toekomst, zo jong ben ik, de kracht van verwachtingen leeft in mij”. Mooie literaire woorden die uit de klemstoel komen, maar of zij werkelijk zouden toebehoren aan een dementerende dame, daarover kun je zo je twijfels hebben. Voor zichzelf heeft Kester Freriks ongetwijfeld een ontroerend boekje geschreven, maar mij bekroop toch het gevoel dat ik dit alles al eens eerder had gelezen en dat de auteur maar bitter weinig aan de thematiek had toegevoegd.

Om enigszins van de ouderdom af te kicken, besloot ik mijzelf nog even te trakteren op Foute man, het romandebuut van de in 1974 geboren Martijn Meijer. Het is een boek dat gaat over twintigers die carrière willen maken in het zakenleven of in de literatuur, en die daarbij ook een achter de vrouwen aan willen zitten. Heleen van Royen wordt erin belachelijk gemaakt, maar de roman zelf heeft ook een hoog Heleen van Royen-gehalte.

Foute Man.bmp

De foute man is in dit geval een Casanova die zichzelf geweldig vindt en dat ook aan zijn vrouwelijke prooien laat weten. Tot hij uiteraard op een dag wordt afgewezen en dan van de weeromstuit verliefd wordt. Bovendien schrijft de vrouw (Marieke) die hem afwijst ook nog eens een naar hoofdstuk over hem in een naar boek, zodat wij wel mogen zeggen dat boontje om zijn loontje komt. Maar gelukkig verloochent karakter zich niet en neemt Casanova wraak, op de hem eigen wijze. Boven op hem komt Marieke toch nog klaar.

Hai, Marieke, Marieke!

Onderweg komen wij van allerlei verwijzingen tegen, naar Reve, Nabokov, Connie Palmen en nog veel meer. Om nou te zeggen dat wij hier een nieuwe Henry Miller in handen hebben, nou nee. Ook Hermans, Reve en Mulisch zijn nog ver weg, hoewel Martijn Meijer aardig probeert te experimenteren met een ingrijpende verteller die zijn personages naar zijn hand zet.

Foute man is een mannenboek, geschreven voor de opgroeiende student. Ik zie een jonge Beau van Erven Dorens voor me, met wie het ook is goed gekomen. Beau heeft tegenwoordig een groot gezin en presenteert dat programma met die paranormale poepdozen. Waar je niet allemaal je geld mee kunt verdienen! Maar hoe groot is dat publiek van de opgroeiende student eigenlijk? Laten wij voor Martijn Meijer hopen dat literatuur er tegenwoordig niet alleen is voor oudere dames, want anders voorzie ik geen onverbiddelijke bestseller maar een grote flop.

HP\De Tijd, 15 maart 2008