De econome
Allard Schröder
Uitgeverij: De Bezige Bij
Sterren: * *
Een aantrekkelijke carrièrevrouw, voor in de dertig, rijdt op een snikhete dag in haar Mercedes naar haar werk. Ze komt in een file terecht en tot overmaat van ramp valt er een zware nevel over de weg. Dan passeert zij brug, aan het eind waarvan een lifter staat te wachten. Hoewel de vrouw nooit lifters meeneemt, stopt ze deze keer, zonder te weten waarom. De man die ze meeneemt blijkt een geheimzinnige figuur, die dubbelzinnige teksten uitspreekt.
Op de vraag wat hij op die plek te zoeken had, antwoordt hij: “Ik wachtte op jou”.
Zou mijn interpretatie juist zijn?
Het zou kunnen, het zou niet kunnen. Misschien ontgaat mij te veel in deze vage hutspot van verwijzingen. Zo heet de vrouw Sieglinde Wielantz – roepnaam Linde – waarbij je natuurlijk meteen aan Richard Wagner moet denken. Sieglinde is de moeder van Siegfried, als ik het goed heb. Ook zit het Duitse woord siegen – overwinnen – erin. De lindeboom staat van oudsher voor geborgenheid. De lifter noemt zichzelf Silbering, dat ik niet onmiddellijk kon duiden, maar wellicht verwijst naar een zilveren trouwring. Of naar de Ring der Niebelungen. En wie weet, misschien is Silbering wel de vader van Siegfried. Of staat hij “gewoon” voor De Dood, zoals die kelner bij Vestdijk. (Even terzijde: W.F. Hermans heeft mij eens uitgelegd dat de titel van Vestdijk verkeerd is, en dat het De ober en de levenden moest zijn.). Later blijkt Silbering trouwens een computerhacker te zijn, en intussen ben je als lezer zo gemasseerd dat je ook daarbij onmiddellijk gaat associëren.
De hacker breekt in, hij breekt in, in Linde’s leven. Hij spioneert en weet alles van haar. Als toeschouwer overziet hij meer haar leven dan waartoe zij zelf in staat is. Je blijft bij De hacker en de dood. Je blijft bij Schröder aan de gang.
En dan ineens reist Sieglinde naar Duitsland. Zij komt in een Kurort terecht, waar zij de enige gast schijnt te zijn, terwijl de beheerder en het verdere personeel precies schijnen te weten wie zij is. We krijgen te horen dat haar vader vroeger dit hotel heeft bezocht met zijn visclub. Kennelijk wordt in de Syix ook gehengeld. Schimmen uit Sieglinde’s verleden trekken aan haar voorbij. Gelukkig laat Silbering steeds op de achtergrond weten dat hij er is en dat hij op haar toeziet. In haar eenzaamheid beseft zij dat alles wat zij doet niet onopgemerkt blijft.
Maar voor de rest blijft haar wereld in nevelen gehuld. Met De econome heeft Allard Schröder een puzzel geschreven, die voor allerlei uitleg vatbaar is. In het begin, als je nog niet precies weet waar het naar toe gaat, zijn de gebeurtenissen beslist intrigerend, maar naar mate het verhaal vorderde, kwam bij mij een irritatie op over het ongrijpbare van de vertelling. Schröder heeft ontegenzeggelijk een poëtische pen, maar het lijkt wel of de auteur met opzet het adagium van Mulisch heeft gevolgd, dat beweert dat het de taak van de literatuur erin gelegen is om het raadsel te vergroten.
Intussen is De econome vooral een opsomming van Sieglinde’s ervaringen met de dood. Reeds als kind had zij een bijna-doodervaring toen haar hartvochtige grootmoeder haar bijna liet verdrinken en zij met een kus – de literaire vertaling van de mond op mond beademing – werd gered door een man in het wit.
De badmeester.
Ook daarna is de dood steeds in haar nabijheid geweest. Silbering heeft zelfs een schijfje meegenomen, waarop – naar zij denkt – beelden te zien van haar eigen auto-ongeluk. Overal waar Sieglinde haar hoef zet, groeit geen gras meer. Op een oude dame wordt door Sieglinde in het voorbijgaan euthanasie gepleegd en tenslotte zal ook Silbering er zelf aan moeten geloven. Zij doodt hem met een mes, maar uiteindelijk is dat niets anders dan een scène waarin zij in de dood met hem wordt verenigd.
Tenminste, als ik het allemaal goed begrepen heb.
En dan wordt in de allerlaatste alinea van de roman verteld dat het lichaam van Linde Wielantz dood is gevonden en dat haar dood een natuurlijke was. Ze stierf door hartstilstand ten gevolge van een aangeboren afwijking. Verder vond de politie uitzonderlijk veel hondensporen en een mes dat in een van de bedden was gestoken.
“Niemand wist wat dat te betekenen had”.
Daarmee wordt min of meer gesuggereerd dat de lezer inmiddels beter weet en dat er een groot raadsel is opgelost. Maar eerlijk gezegd tastte ik na dit slot nog even zeer in het duister als de Duitse politie.