Vraagtekens bij de dienstplicht

Beweringen en bewijzen

Bij Pauw & Witteman deed Dick Berlijn, afzwaaiend Commandant der Nederlandse Strijdkrachten, iets heel goeds. Het gebeurde op het moment dat Paul Witteman een vraag stelde, die begon met de inleidende opmerking: “Als u eerlijk bent…”. De moderne interviewer gebruikt die frase regelmatig, maar in feite bevat de oproep om eerlijk te zijn een diepe belediging.

Dienstweigeren3.bmp

Er wordt namelijk gesuggereerd dat de aangesprokene wel eens liegt en dat hij er nu verstandig aan doet de waarheid te spreken. Leefden wij in een aristocratische samenleving dan zou de interviewer kunnen rekenen op een oorvijg, mogelijk zelfs op een uitnodiging voor het duel. (Zie voor reacties op dit stuk ook de Volkskrant).

Maar generaal Berlijn reageerde anders. Met een enkel zinnetje maakt hij op ingetogen wijze duidelijk dat het niet zijn gewoonte is te liegen, om daarna de vraag alsnog te beantwoorden.

Ik zeg erbij dat hier gaat om de etiketten en juist niet om de mogelijkheid dat politici en militairen kunnen liegen. Natuurlijk doen ze dat bij tijd en wijle, maar het is voor een interviewer uitermate onbeschoft om daar bij voorbaat al vanuit gaan. Wij behandelen de Commandant der Nederlandse Strijdkrachten niet alsof hij Joran van der Sloot is.

Bij zijn afscheid zei Berlijn dat hij er “persoonlijk” wel iets voor voelt om de dienstplicht opnieuw te bekrachtigen. Uit het verslag in de Volkskrant begreep ik dat de dienstplicht nooit is afgeschaft, maar slechts is “opgeschort”, een typisch Nederlandse oplossing om een besluit nooit helemaal te nemen.

Eerlijk gezegd zet ik grote vraagtekens bij een herinvoering van de dienstplicht.

Sinds ons land vredeoperaties uitvoert, vallen er onder Nederlandse militairen weer doden. Het is naar mijn gevoel toch wat anders om te sneuvelen als dienstplichtig soldaat dan als soldaat die zich vrijwillig heeft aangemeld bij een beroepsleger. In het laatste geval wordt er bewust een risico genomen.

Verder zei Berlijn: “Als jongeren ergens in investeren dan krijgt de maatschappij direct meer waarde voor hen”. Zou Berlijn hier helemaal eerlijk zijn? Vermoedelijk bedoelt hij: “Voor probleemjongeren is het leger een mooie gelegenheid om ze discipline bij te brengen”. Maar dat zegt hij niet. Hij heeft het over investeren in iets maatschappelijks, terwijl het leger – laten wij eerlijk zijn en er niet om heen draaien – óók de taak heeft om zoiets onmaatschappelijks uit te voeren als het doodschieten van mensen.

Als babyboomer herinner ik mij dat de dienstplicht, die toen nog bestond, bij uitstek werd beschouwd als een anti-investering. Veel jongeren hadden totaal geen animo voor het leger en probeerden van alles om eruit te blijven. Het was een eer om te worden afgekeurd. Jongeren deden zich voor als zwak begaafd of homoseksueel en ik had een vriend die zich een maand lang niet verschoonde om geheel in stinkende staat naar de militaire keuring te gaan. Hij kwam juichend terug met de mededeling dat hij S5 had gekregen, waar de S staat voor stabiliteit en de 5 een onvoldoende aangeeft.

Zelf ben ik ook afgekeurd, een gebeurtenis waaraan ik met enige schaamte terugdenk. Omdat de oorlog in Vietnam aan de gang was en omdat ook ik liever Peace wilde dan War, vroeg ik om raad bij mijn huisarts. Die heette Meijer Zak, een jood. Vlak voor de capitulatie in1940 was hij naar Engeland gevaren en daar had hij dienst genomen in de geallieerde legers. Vier jaar later landde hij op de kust van Normandië, waar hij gewond raakte, zodat hij sinds die tijd enigszins mank liep.
Hij vroeg waarom ik niet in dienst wilde. Ik antwoordde dat zulks inging tegen mijn pacifistisch geweten, wat niet eens de helft was van de waarheid. Daarop legde hij uit dat ik mij kon opgeven als principieel dienstweigeraar, maar dat was helemaal de bedoeling niet, want dan moest ik twee jaar vervangende dienstplicht vervullen. En als ik dat óók niet wilde mocht ik gaan zitten in de penitentaire inrichting van Nieuwersluis.

Nieuwersluis.bmp

De oorlogsheld hoorde mij aan.

Een week later stond ik opnieuw voor hem, dit maal alleen in mijn onderbroek. Meijer Zak was niet alleen mijn huisarts, maar ook het hoofd van de militaire keuring in Amsterdam. Hij bekeek mijn wervelkolom en klopte met een hamertje op mijn knieën. Twee weken later kreeg ik bericht dat ik was afgekeurd op een afwijking in het scheenbeen, nabij de knie. Het had een medische naam die ik vergeten ben, maar ik heb ermee gevoetbald tot na mijn vijftigste. Nadien dorst ik mijn huisarts nauwelijks meer onder ogen te komen. Niets is moeilijker dan dankbaarheid te tonen jegens iemand die speciaal voor jou iets heeft gedaan, tegen zijn eigen principes in.

Onlangs zag ik op de televisie hoe jongens van een jaar of achttien via een intake-gesprek werden gerekruteerd voor het leger. Hun ouders waren niet enthousiast over een carrière in militaire dienst, maar zelf zagen ze het als mogelijkheid om iets spannends te beleven en iets van de wereld te zien. De officier die het intake-gesprek hield leek mij een kordaat man, niet iemand die mank liep.

de Volkskrant, 17 april 2008