Joke Kool-Smit en schaakkampioene Ingrid Tuk

Schaken

Op dit ogenblik lees ik de dikke biografie van Marja Vuisje over de feministe Joke Smit (1932-1981). Bij mijn generatie is Joke Smit beter bekend als Joke Kool-Smit. Haar tegenstanders schiepen er destijds genoegen in om haar vrouwelijk onafhankelijkheidsstreven te ironiseren door de naam van Joke Smit te verbinden met die van haar man.

Joke Kool-Smit 2.bmp

Zo was het was Joke Kool-Smit, zoals het nooit Renate Rubinstein-Van Heerden zou worden.

Mijn carrière als journalist is eigenlijk begonnen bij Joke Kool-Smit. Het was aan het eind van de jaren zeventig.
Ik leidde een arm, maar vrij gevochten bestaan dat zich overdag voornamelijk in het schaakcafé en ’s avonds voornamelijk in diverse dranklokalen afspeelde.

Af en toe verdiende ik wat geld door stukjes in een schaakblaadje te schrijven.

Het was de tijd dat de eerste feministische golf haar weg nog moest vinden. Dat viel niet mee, want de dijken waren stevig en de criticasters welbespraakt. Gerrit Komrij, Maarten ’t Hart en Renate Rubinstein hebben de spot gedreven met feministes “en andere gleufdieren”. Ook onder schakers stond vrouwenbeweging niet hoog in aanzien, wat niet zo verwonderlijk was omdat “het damesschaak” in die dagen niet veel voorstelde.

De beruchte grootmeester Hein Donner had het aldus geformuleerd: “Vrouwen kunnen niet schaken, maar zij kunnen ook niet schilderen, niet filosoferen en in feite is er eigenlijk nooit iets door een vrouw bedacht of gemaakt wat de moeite van het kennisnemen waard is. Het ligt dus niet aan het schaken, laten we wel wezen”. Daar voegde hij nog aan toe dat ook “een ander soort creatuur”, namelijk de computer, “onmachtig was tot het schaakspel”.Vrouw noch computer, zo voorspelde Donner, zou het spel ooit behoorlijk leren spelen.

Om enig tegengas geven, besloot de redactie van het schaakblaadje dat over deze netelige kwestie ook de vrouwen zelf aan het woord moesten komen. En zo werd ik gevraagd voor twee interviews: de eerste met Joke Kool-Smit en de tweede met Ingrid Tuk, een opmerkelijk verschijning die bij de vrouwen schaakkampioen van Nederland was geweest.
Vooral het opsporen van Ingrid Tuk viel niet mee, maar op een nacht had ik geluk, toen ik een blik sloeg in de vitrine van een stripteasebar aan het Thorbeckeplein. Ik kneep één oog dicht, maar het was haar wel degelijk, die vrouw op de foto, die in een bevallige pose lag te wachten op klandizie.

Ingrid Tuk1.bmp

Binnen trof ik inderdaad de schaakkampioene aan, midden in een act. Even later kwam ze erbij zitten. Ze heette nu Ingrid Jansen, vermoedelijk omdat ze in deze positie veel last had van naamgrapjes. Na drie kwartier moest ik 102 gulden afrekenen – een enorm bedrag in die tijd – maar daartegenover stond dat ik een afspraak rijker was. Later vertelde de kampioene dat ze eigenlijk nooit meer schaakte, omdat haar vrouwelijke rivalen haar het licht in de ogen niet gunden. Ze verdiende nu veel meer, ze schaamde zich nergens voor, en voor de rest liet zij zich leiden door het “lauloenenprincipe”.
Wat de wereld ervan vond kon haar verder geen barst schelen.

Joke Kool-Smit.bmp

Niet lang daarna stond ik in een chique straat in Amsterdam-Zuid, waar Joke Kool-Smit een bovenhuis bewoonde. Aan deze voorvechtster en theoreticus van het Nederlands feminisme moest ik dus gaan vragen waarom vrouwen niet kunnen schaken. Ik had een activiste verwacht, een Prinzipienreitster, maar bovenaan de trap wachtte een bijzonder zachtaardige vrouw. Ik wist niet dat zij toen nog maar een paar jaar te leven had. Ze schonk thee. Nee, met de hersens en met de intelligentie van vrouwen was niets mis, de achterstand bij het schaken was volgens Joke Kool-Smit vooral te wijten aan de culturele achterstond die vrouwen in de loop der eeuwen hadden opgelopen.

In de biografie van Marja Vuijsje vind ik veel terug van wat wij toen besproken hebben. Wat mij trouwens aan het boek opvalt, is de frisse heftigheid waarmee het debat destijds werd gevoerd. Van zoiets lulligs als “matig uw toon” had men nog niet gehoord. Maarten ‘t Hart noemde Joke Kool-Smit in NRC/Handelsblad “een Billy Graham” en vergeleek het feminisme met de “even idiote beweging als het Mormonendom”. Ook trok hij een lijn naar Hitler door te schrijven Joke Kool-Smit iemand was “die haar Führerneigingen nauwelijks kan bedwingen”. Zij liep ermee naar de Raad voor de Journalistiek, die haar in het gelijk stelde.

Renate Rubinstein maakte de belediging compleet door niet naar nazi-Duitsland te verwijzen, maar naar de Sovjet-Unie. Haar polemisch stuk tegen het feminisme in het algemeen en tegen Joke Kool-Smit in het bijzonder, draagt de veelsprekende titel: De geschiedenis gaat over lijken. Overdreven natuurlijk, maar nog steeds erg mooi om te lezen. Het staat in Hedendaags feminisme.

Joke Kool-Smit is dood, Renate Rubinstein is dood en wat er met Ingrid Tuk is gebeurd, heb ik niet kunnen achterhalen. De schaakcomputer verslaat tegenwoordig wereldkampioenen, maar nog steeds kunnen vrouwen – op een enkele uitzondering na – lang niet zo goed schaken als mannen. Dat blijft vreemd.

de Volkskrant, 16 oktober 2008, zie ook voor reacties.

PS: Opmerkelijk trouwens hoe Joke Kool-Smit en Ingrid Tuk ook uiterlijk op elkaar leken. Het interview met Joke Kool-Smit heb ik in de oude jaargangen nog niet terug kunnen vinden, maar dat met Ingrid Tuk wel. Het staat in Schaakbulletin 1977, nummer 118.

Ingrid Tuk3.bmp

Dit was nog een leuke foto van Ingrid. En hier het interview.

Ingrid Tuk2.bmp
Ingrid Tuk6.bmp
Ingrid Tuk7.bmp
Ingrid Tuk 8.bmp