Harry Mulisch hoofdpersoon in Een goed verhaal

Boeken etc

Een goed verhaal
Mensje van Keulen
Uitgeverij: Atlas
Sterren: * * *

In Portret, het derde verhaal uit de verhalenbundel Een goed verhaal, laat Mensje van Keulen een schrijver opmerken dat ook de waardering van een boek onderhevig is aan mode.

Mensje van Keulen.bmp

Zoiets wordt natuurlijk niet voor niets gezegd en wie de schrijverscarrière van Mensje van Keulen overziet, moet vaststellen dat ook bij de waardering van haar eigen werk mode een niet te verwaarlozen rol heeft gespeeld. Bleekers zomer, het debuut van Mensje van Keulen, werd in 1972 alom positief ontvangen, maar daarna kwam de omslag.

Harry Mulisch droeg zijn steentje bij door te verklaren dat het niet zijn ambitie was om het dagelijks leed van de Derde Helmersstraat te beschrijven, zoals Mensje van Keulen deed, en daarmee was zij gebrandmerkt als een schrijfster van het Hollands binnenhuisrealisme.

Het was de tijd dat critici vooral het aantal lagen van roman aan het tellen waren. Inmiddels, twintig jaar later, heeft er een nieuwe omslag plaats gevonden. Nu lees ik – overigens tot mijn genoegen – dat het werk van Mensje van Keulen vroeger ten onrechte als realistisch en kleinburgerlijk kan worden beschouwd.

Een goed verhaal.bmp

In diepste wezen is deze hele discussie volstrekt irrelevant. Of een boek realistisch is of niet – ik associeer het werk van Mensje van Keulen eerder met een milde vorm van surrealisme – doet er nauwelijks toe. Veel belangrijker is het of een boek goed geschreven is en wat dat betreft hoeven wij ons over Mensje van Keulen geen zorgen te maken. In eenvoudige taal weet zij de gebeurtenissen raak neer te zetten, waarbij elke aanstellerij haar vreemd is. Als haar werk nu weer in de mode raakt, dan heeft dat minder te maken met de tijdgeest dan met het eenvoudige feit dat Van Keulen over een fijne techniek beschikt om een verhaal te vertellen.

Is het na deze inleiding verwonderlijk dat ik in de schrijver uit het verhaal Portret niemand minder dan Harry Mulisch herken? Hij heet daar Simon Passies en hij schrijft boeken die zich beslist niet in de Derde Helmerstraat afspelen, maar titels dragen als: De bodemeter, Mot en maan en Blauwe Kat, waarbij zij opgemerkt dat men de eerste titel moet lezen als De bodem-eter.

Dat zijn overigens allemaal werken waar vrouwen graag bij zwijmelen, zeker als de auteur er zelf uit voorleest.
Het aardige – met dank aan Jeroen Brouwers – van Portret is dat het wordt verteld vanuit het perspectief van de vriendin van Passies. Door haar ogen zien wij een ijdele figuur, zeker niet zonder talent, die volkomen in het centrum van de wereld staat. Zijn wereld. Door haar ogen ervaren wij de vernederingen die haar door Passies worden aangedaan. Als zij door Passies aan anderen wordt voorgesteld, zegt hij rustig: “Mijn chauffeuse”.

Dat deed mij denken aan die keurige Engelsman, wiens naam wij hier met de mantel der liefde zullen bedekken, die juist een hoer aan het aankatsen was, toen op datzelfde moment enkele andere keurige Engelsen passeerden. De keurige Engelsman draaide zich meteen om en zei met een uitgestreken gezicht tegen het gezelschap: “May I introduce to you: mrs. Smith”.
Het knappe van Portret is ook dat je begint te begrijpen waarom de vrouw de vernederingen accepteert. Uiteindelijk houdt zij toch van hem, al klinkt dat zo geformuleerd nogal afgesleten.

Portret is een goed verhaal, maar naar mijn gevoel niet het beste van de bundel. Dat is het tweede verhaal Zand. Ik heb even moet nadenken over de vraag of ik het einde zou vertellen, maar ik geloof niet dat het er veel toe doet. Een ware lezer houdt ook niet op met Nooit meer slapen als ik hem nu vertel dat Arne tenslotte van een berg valt. Per slot gaat het uiteindelijk altijd om de stijl waarmee iets wordt verteld en het is de stijl die het lezen van Zand tot korte angstaanjagende ervaring maakt.

In Zand wordt een man geconfronteerd met een wantrouwig vrouw, die hem op een beklemmende wijze op de huid zit. Op zoek naar bevrijding maakt de man zich los uit haar gezelschap en rijdt naar het strand om daar een luchtje te scheppen. Maar nog in zijn auto wordt hij aangesproken door een man met “een zwarte, kroezende lok haar”, die zegt zijn hondje te zijn kwijt geraakt. De gezamenlijke zoektocht eindigt met een verkrachtingsscène, die misschien politiek niet helemaal correct is, maar die er literair wel even inhakt. Dat de verkrachte man ook nog terug moet naar zijn paranoïde vrouw maakt het verhaal tot een Poe-achtige belevenis.

Alle zes de verhalen gaan over dominantie en slachtofferschap, maar ze zij niet alle even gewelddadig. Erg goed vond ik ook het openingsverhaal: De eerste man. Dat is op de een of andere manier erg herkenbaar, hoewel ik het vertelde zelf nooit heb meegemaakt. Een vrouw wordt ineens opgebeld door haar vader, die zij lange tijd niet meer heeft gezien. Als een hypotheek ligt daar de zelfmoord van hun moeder/echtgenoot. Bij de hernieuwde kennismaking krijgt de dochter te horen dat haar vader ook een nieuwe vrouw heeft gevonden. Hij wil haar graag aan zijn dochter voorstellen. Het is slechts met tegenzin dat de dochter daarin toestemt, maar zij doet uitsluitend met het oogmerk om haar gram te halen op de nieuwe vrouw.

Ook De eerste man is een goede illustratie van de wijze waarop Mensje van Keulen haar verhalen in deze bundel heeft opgebouwd. De verhalen beginnen argeloos, er is nog niet veel aan de hand en waar het precies naar toegaat, overziet de lezer nog niet. De lezer wandelt mee met de schrijver mee, er is wel iets vreemds, maar hoe dat te benoemen valt, is niet duidelijk. En dan is er opeens de onverhoedse valkuil, die alles duidelijk maakt, maar tevens het gebeurde in een macaber daglicht stelt. Een goed verhaal zou je kunnen beschouwen als de moderne variant van Bordewijks Fantastische vertellingen.

Door de titel Een goed verhaal heeft Mensje van Keulen een risico genomen. Maar het is wel een ingecalculeerd risico geweest. Van zes verhalen zijn er drie onbetwistbaar goed en twee steengoed. Een mooie oogst.

HP\De Tijd, 20 februari 2009