Snip & Snap uit de DDR op reis

Boeken etc

De rode droom
Bernlef
Uitgeverij: Querido
Sterren: * * *

Twee mannetjes van 55 jaar, Krap en Kowalski geheten, wonen in een land dat heel sterk lijkt op wat ooit de DDR is geweest. De een is liftinspecteur en de ander is distributeur van het enige merk wc-papier dat in het land wordt vervaardigd.

Bernlef2.bmp

Als het systeem instort en hun land – na te zijn opgeheven – aan het grote thuisland wordt gevoegd, staan beide mannetjes ineens werkeloos op straat. De rode droom, de nieuwe roman van Bernlef, begint in het Volkspark van voormalige hoofdstad K., waar Krap en Kowalski elkaar op een bankje ontmoeten.

De ene neemt zijn pet in de rechter hand en de ander neemt zijn pet in zijn linkerhand, zou je bijna zeggen. Wij denken aan Kafka, Van Ostaijen en Karel van het Reve.

Na de val de Berlijnse muur is er van Oost-Duitsland weinig meer overgebleven dan archieven, waarin te lezen valt dat de ene helft van de bevolking de andere helft in de gaten hield en eventueel aangaf bij de geheime politie. De werkloosheid in het voormalige communistische deel steeg dramatisch. Oude waarden en waarheden werden van de ene op de andere dag door de pot gespoeld en van de oude machtstructuren bleek ineens niemand meer gehoord te hebben.

Rode droom.bmp

In De rode droom heeft Bernlef geprobeerd zich in te leven in de hoofden van twee gewone mannen uit de DDR. Zo gewoon zijn ze bij Bernlef dat ze bijna een soort Snip & Snap zijn geworden. Omdat de oude kaders zijn weggevallen, begrijpen ze alles verkeerd. Te oud om nog een nieuwe carrière op te bouwen, lopen zij rond in een kringetje. Het jargon dat zij gebruiken, is het jargon van vroeger. Hun vergelijkingsmateriaal is dat van vroeger. Krap en Kowalski zijn als die twee Papoea’s, die voor eerst een moderne stad bezoeken. Gevraagd naar wat het meest is opgevallen, zegt hij één hunner dat hij vooral verbaasd is geweest tijdens een bezoek aan de supermarkt, waar hij bananen zag die hij nog nooit zo groot had gezien.

Bananen.

En dat terwijl ook auto’s, treinen en vliegtuigen aan het Papoea-oog voorbij waren getrokken.

Bernlef heeft Krap en Kowalski naadloos toegesneden om wat zij in hun DDR-leven vertegenwoordigden. Maar nu is van liftinspecteur letterlijk de bodem onder zijn leven weggevallen. Ook de distributeur van wc-papier weet niet meer waar hij aan toe is. In zijn vorig bestaan had je maar één soort en dat maakte de distributie overzichtelijk. Nu de nieuwe machthebbers de winkels hebben overgenomen, tref je wel tien verschillende soorten wc-papier in de schappen aan. Kowalski komt er niet uit. Hoe kan zoiets rendabel zijn? De omgekeerde wereld is een andere omgekeerde wereld geworden.

Het voorgaande maakt duidelijk dat Bernlef zodanig schematisch heeft gewerkt dat zijn romanfiguren vooral karikaturen zijn geworden. Dat geeft de roman vooral iets grappigs, maar het is ook een zwakte, omdat elke werkelijke maatschappijkritiek steeds verzandt in wat Watt en Half-Watt met elkaar te bespreken hebben.

In de relatie tussen beide mannen is Krap de ideoloog. Hij heeft allerlei half communistische, half anarchistische ideeën. Zijn opvattingen over de vrije liefde schijnen vooral voort te komen uit zijn eigen ongebluste libido, maar zijn uitvinding van de Wet op de Wederzijdse Aantrekkingskracht is het resultaat van wat in het marxisme “de objectieve omstandigheden” worden genoemd. Overigens doet Kraps’ wet denken aan de binaire wet die door de filosoof Otto Weininger (1880-1903) is ontwikkeld. Die meende dat ieder mens voor een deel mannelijk en voor een deel vrouwelijk is. Een mannelijk man zou daarom een vrouwelijk vrouw als partner zoeken, om het geheel weer op honderd procent man en honderd procent vrouw te brengen. Dergelijke gedachten tref je ook bij Krap aan.

Kowalski is de secretaris van de twee. Wat Eckermann is voor Goethe, is Kowalski voor Krap. De beide mannetjes zijn zelf heel tevreden met die vergelijking. Kowalski is het stille water. Je weet nooit helemaal of hij Krap serieus neemt. Aan het eind van het boek, als Krap nadrukkelijk vraagt om de vriendschap van Kowalski, komt er nauwelijks reactie. Liever gaat Kowalski naar huis om de plantjes water te geven.

Maar als de twee mannetjes nog in het Volkspark op het bankje zitten, hebben zij nog heel wat avonturen voor de boeg. Zij komen in een commune terecht, worden gearresteerd maar snel weer vrijgelaten, en tenslotte besluiten zij de grote sprong te wagen naar het buitenland. Kraps’ ex Toby is hem al lang geleden voorgegaan en zij woont inmiddels in Amsterdam, waar zij werkt op een reisbureau. De treinreis naar Amsterdam is zonder meer het grappigste deel van het boek.

In Amsterdam leren Krap en Kowalski al snel dat ook in de nieuwe wereld op de arbeidsmarkt geen plaats is voor 55-jarige mannetjes. Vandaar dat zij bij Toby in de zaak komen als inspecteurs van toerisme. Zodoende belandt het illustere tweetal zelfs in Tunesië terecht, wat weer leidt tot nieuwe avonturen. Maar ook daar zullen zij hun rode droom niet verwezenlijken. Integendeel, met een grote schop worden zij gedwongen dat land weer te verlaten.

Eerlijk gezegd begon ik tegen het eind mijn aandacht te verliezen. Terwijl de eerste hoofdstukken zich vlot laat lezen, lijkt eenmaal in Amsterdam aangekomen, het punt wel te zijn gemaakt. De mens is van zichzelf vervreemd en tenslotte zal de theorie het altijd van de praktijk verliezen. Wat aanvankelijk grappig was, wordt steeds meer een herhaling, zodat van de roman zelf ook de theoretische steigers steeds meer zichtbaar worden.

De rode droom is een boek dat uitstekend past in het steeds uitdijend oeuvre van Bernlef. Inmiddels is de auteur 72 jaar, waardoor het begrijpelijk wordt dat hij een roman schrijft over een onderwerp dat bijna iedereen vergeten lijkt: het communisme. Werkelijk iets nieuws zegt Bernlef dan ook niet in De rode droom. Bijtend is het nimmer, amusant is het wel – soms. Voor de echte Bernlef-fans is De rode droom aan te bevelen, maar Bernlefs beste boek is dit zeker niet.

HP\De Tijd, 30 januari 2009