De mythe van de duurzaamheid

Beweringen en bewijzen

Vorig jaar introduceerde Philips de ledlamp. Led staat voor light emitting diodes, wat in de praktijk betekent dat de lamp niet heet wordt en daardoor zuiniger is in het energiegebruik. De supermarktketen Sainsbury heeft de lampen aangebracht in de vrieskasten, om op den duur goedkoper uit te zijn.

ledlamp

Het moment dat de aanschaf zich echter terugbetaalt, kan ver weg zijn, want de ledlamp is voorlopig honderd keer zo duur als de gewone lamp. Daar staat nog tegenover dat een ledlamp volgens de fabrikant tien tot twintig jaar kan meegaan.

Dat was vorig jaar. Gisteren stond in de krant dat de prestaties van de ledlamp nogal tegenvallen.
Het Nationale Metrologisch Instituut Nederland, dat voorheen eenvoudig het Nederlands Meetinstituut heette, heeft vastgesteld dat de claims van de fabrikanten niet worden waargemaakt. De ledlamp is beslist niet 85% zuiniger dan de gloeilamp en evenmin 25% zuiniger dan de spaarlamp. In sommige gevallen doet de spaarlamp het zelfs beter.

Dat nieuws dat mij goed.

In de eerste plaats is het altijd fascinerend, wanneer technische problemen moeten worden overwonnen. Niet de moraal van de katholieke kerk of de morele Balkenende-norm brengen de mensheid vooruit, maar technologische uitvindingen. In termen van menselijk geluk gemeten, heb je veel meer aan een goedwerkende ledlamp dan aan de oproep van de paus om tot het huwelijk kuis te blijven. Een fysicus die in het Philips Natlab de light emitting diodes probeert te verbeteren, staat moreel op een veel hoger plan dan Antoine Bodar die bidt voor ons zielenheil.

Het oplossen van technische problemen spreekt tot mijn verbeelding. Je krijgt in het leven niets voor niets. Het moet eerst een paar keer mis gaan. De romantiek van het laboratorium, daar kan geen brandend korenveld met kraaien en geen Matthäus Passion tegen op. Dat laatste meen ik niet, o lezer, dat schrijf ik alleen maar om u een beetje te plagen.

In communistische kringen is lang beweerd dat Philips het geheim bezat van de eeuwig brandende gloeilamp. De firma wilde het geheim niet wilde openbaren, omdat zulks het eigen faillissement zou betekenen. Als consumenten maar één lamp hoeven te kopen, is het snel gedaan met de business. Karel van het Reve schrijft dat hij een leraar heeft gekend die ervan overtuigd was dat Philips, alvorens zijn lampjes op de markt te brengen, eerst een krachtige stroomstoot door de lampjes joeg, om zo hun levensduur te verkorten.

Daarmee zou Philips beantwoorden aan een typisch kapitalistisch dilemma. De lampen moeten het zo lang doen dat de klant tevreden is, maar de lampen moeten ook op tijd kapot gaan om genoeg winst te genereren. Van het Reve spreekt hier van “een planmatige veroudering”, die hij in het geval van Philips als een mythe beschouwd. Het bericht dat ledlamp een jaar na introductie ineens toch niet zo rendabel is, zou een herleving van die mythe kunnen veroorzaken. Heeft Philips alsnog gegrepen naar het wapen van de planmatige veroudering? Van een lamp die twintig jaar meegaat, heb je er in een heel leven misschien maar vier nodig en van dat aantal kan de schoorsteen in Eindhoven niet roken.

Ik geloof ook niet Philips ergens bang voor hoeft te zijn.

volvo

In het begin van de negentig adverteerde Volvo met een auto “die 25 jaar meegaat”. Erg lang is dat model populair geweest. Als je bij het parkeerterrein van de VPRO opstelde, zag je die Volvo’s in het gelid binnenrijden. De auto was en vogue bij de gegoede middenklasse, die graag wilde laten zien dat het duurzaamheid hoog in het vaandel stond. De 25-jarige claim van Volvo zou wel eens terecht kunnen zijn, maar al na tien jaar zag je dat model steeds minder langs komen. Nu rijden er alleen nog vol bepakte Turkse families in.

Dat de mens streeft naar duurzaamheid streeft, lijkt mij ook een mythe. Mensen willen veel vaker iets nieuws dan iets ouds. Een ding dat niet kapot wil, begint op den duur te knellen. Het begint in de weg te staan, te irriteren, en tenslotte begint het je uit te lachen of je anderszins te pesten. Eigenlijk willen wij alleen maar iets ouds als het zeldzaam is en een speciale waarde vertegenwoordigt. Verder rest zijn wij helemaal ingesteld op de vreugde van het nieuwe. Geef een kind een nieuwe fiets en je ziet het mechanisme tot volle wasdom in de vorm van een blij gezicht.

Maar de aantrekkelijkheid van het nieuwe geldt niet alleen de dingen. Die geldt ook  ervaringen, gevoelens en ideeën. Die geldt voor alles, op hele enkele uitzondering na, misschien. De dichter Remco Campert laat één zijn romanfiguren, die al een hele tijd aan de bar hangt, zeggen: “Er ontstaat dorst naar nieuwe woorden in een nieuwe locatie”. En eenmaal op de nieuwe locatie aangekomen drinken ze gewoon op de oude voet verder, tot ze weer allemaal aan de bar hangen.

Maar voor de rest wordt het niets met die duurzaamheid.

de Volkskrant, 3 april 2009, zie ook voor reacties.