De lapmiddeltjes van Brinkman

Columns

De gedachte dat een commissievoorzitter iemand moet zijn die verstand heeft van het te onderzoeken onderwerp is in Nederland niet wijd verbreid. Vooral bij jury’s van literaire prijzen is het normaal dat voorzitter van niets weet. Bijna altijd is de voorzitter hier een min of meer bekend politicus, van wie het tot dusver niemand is opgevallen dat hij (of zij) een liefde heeft voor de literatuur.
Wel beschikt zo’n voorzitter over een groot sociaal netwerk en bezit hij (of zij) een sonoor stemgeluid waarmee de clichés uit het juryrapport vlekkeloos worden voorgedragen.

Maar niet alleen bij literaire jury’s gaat het zo toe. Laatst is Cees Veerman aangewezen als voorzitter van een commissie die het échec met de Noord-Zuidlijn moest onderzoeken. Die man was ooit minister van Landbouw en in die functie is hij nog een keer in opspraak geweest omdat hij zijn dienstauto gebruikte voor gezellige privé-reisjes, maar had hij ook blijk gegeven van enige affiniteit met metrobouw? Niet dat ik wist. Je kreeg de indruk dat hij vooral was aangetrokken om ervoor te zorgen dat zou gebeuren wat de autoriteiten graag wilden, namelijk dat de Noord-Zuidlijn gewoon zou worden afgebouwd.

En dan nu het rapport de Commissie-Brinkman.

Laat ik voorop stellen dat ik een verwoed krantenlezer ben. Ik houd van het geritsel van papier en alleen al de geur van inkt kan mij in vervoering brengen. Toch beschouw ik zo’n beetje alle aanbevelingen van Brinkman om de kranten te redden via een of andere vorm van overheidssteun als volstrekt onzinnig.

commissie-brinkman

Een eenvoudige vergelijking maakt duidelijk wat ik bedoel. Toen Nederlandse banken staatssteun kregen, vond iedereen het vanzelfsprekend dat de overheid bij die banken een vinger in de pap zou krijgen om te controleren of er met het geld van de belastingbetaler verantwoord wordt omgesprongen. Maar zo’n controle is onwenselijk wanneer die bij kranten zouden plaats vinden. Het geld dat minister Plasterk in de innovatieve journalistiek heeft gestoken, is hij voorgoed kwijt. Hij zal het uit zijn hoofd laten een hoofdredacteur daarvoor ter verantwoording te roepen.

Overheid en pers staan tegenover elkaar en de een moet niet de ander gaan subsidiëren. Alleen beperkte fiscale maatregelen zijn mijns inziens ethisch aanvaardbaar, als een soort ode van de staat aan de kranten. Maar verder is financiële afhankelijkheid uit den boze. Ook dat geklaag over de oneigenlijke concurrentie van de publieke omroep spreekt mij niet aan. Als de omroepen websites met nieuws willen maken, moeten zij dat vooral doen. Hoe meer websites hoe beter het. Als de kranten die concurrentie niet aan kunnen, hebben zij inderdaad geen bestaansrecht. Zo simpel is het.

Toch is er wel degelijk een oplossing, maar niemand durft die te benoemen. Wie de berichtgeving vanuit Iran volgt, moet erkennen dat de Nederlandse kranten het in de verste verte niet halen bij wat bladen als The New York Times en The Guardian voor elkaar krijgen. De Nederlandse kranten beperken zich doorgaans tot creatief overschrijven. Wanneer de Nederlandse kranten een hoge kwaliteitsnorm willen handhaven, zie ik maar één remedie: de Volkskrant, NRC/Handelsblad en Trouw moeten één krant worden.

Een krant, die werkelijk onmisbaar is voor de geïnteresseerde lezer. Een krant die nog de middelen heeft om research te doen. Een krant met misschien een oplage van een half miljoen. Een krant die, kortom, een monopoliepositie heeft. Het woord monopolie klinkt in dit verband onaangenaam, ik geef het toe, maar het is niet anders. Als Het Parool op den duur wil overleven, zal het in Amsterdam de concurrentie moeten uitschakelen. Nederland en Amsterdam zijn te klein voor een groot aanbod van dagbladen. De nieuwe TrouweVolksNRC zal een ochtend- en een avondeditie hebben, die zeven dagen per week naast de combinatie AD/Telegraaf komt te liggen, maar dan heb je het landelijk wel gehad.

Brinkman en de zijnen hebben lapmiddeltjes aangedragen, zoals die bespottelijke internetheffing van twee euro. “Dat is één kopje koffie”, zei Elco. Inderdaad, op dat niveau wordt in Nederland over oplossingen gedacht. De werkelijkheid zal nog hard aankomen.

Het Parool,  27 juni 2009