Zo preuts zijn die Taliban niet

Beweringen en bewijzen

In de tijden van verkiezingen raken politici nerveus en dat is onmiddellijk te merken aan een toenemend onderling geruzie, dat meestal niet uitmunt door hoogstaande gedachten of subtiel taalgebruik.

joanie-de-rijke

De afgelopen week ben ik onevenredig vaak de woorden laf, beschamend, onbegrijpelijk, woest en verontwaardigd tegengekomen. Aan grote emoties geen gebrek, waarbij men elkaar voortdurend de loef probeerde af te steken in fatsoen en ander moreel gedrag.

Het begon met de opmerking van Geert Wilders over de journaliste Joanie de Rijke, die onlang het boek In handen van de Taliban heeft gepubliceerd.
Daarin beschrijft zij haar ontvoering, de verkrachting door krijgsheer Ghazi Ghul en tenslotte haar vrijlating, waarvoor een losgeld moest worden betaald.

De manier waarop De Rijke over haar tragisch avontuur verhaalt, werd door Wilders aangegrepen om daarin een voorbeeld te zien van “het morele verval van de elite in Nederland”.

De opmerking van Wilders veroorzaakte bij Femke Halsema een aanval van een bijna groteske verontwaardiging. “U kent geen enkele ethische begrenzing, maar het stuit me tegen de borst dat u het verhaal van deze vrouw gebruikt voor uw eigen arbitraire gelijk. Schaam u!”, riep ze. Ook premier Balkenende liet zich niet onbetuigd. Hij noemde het verwijt van Wilders “uiterst pijnlijk en smakeloos”.

Een dag later mengde Joanie de Rijke zelf zich in het debat. “Heel, heel pijnlijk. Ik ben aan het herstellen van mijn trauma. Geert Wilders bedrijft politiek over mijn rug”, zei ze naïef over de dubbelzinnigheid van haar woorden. Ze raadde Wilders aan In handen van de Taliban te lezen en wilde, als hij dat had gedaan, wel met hem in debat. Een goede raad lijkt me, al vermoed ik dat Femke Halsema en premier Balkenende het boek evenmin hebben ingezien. Wat dat betreft was het verantwoordingsdebat ook in een ander opzicht een schijndebat.

Het verwijt van moreel verval is erg oud. Het Romeinse Rijk is niet ingestort vanwege de te lange verbindingslijnen, maar omdat de elite er een decadente levenswandel op nahield. Die lag liever languit op de bank met een slavin aan het voeteneinde en tros druiven in de mond. Dat is een romantische mythe, die maar al te graag in stand wordt gehouden.

Doorgaans geldt de moraal voornamelijk de anderen. Op het meer persoonlijke vlak zou je een van die kwinkslagen van Oscar Wilde kunnen citeren, die eens heeft gezegd “dat moraal de houding is die wij aannemen tegenover mensen aan wie wij een bijzonder hekel hebben”.

Die opmerking lijkt Geert Wilders helemaal op het lijf te zijn geschreven.

joanie-de-rijke-21

Niettemin is In handen van de Taliban een heel raar boek. Een beetje een zielig boek ook, want Wilders heeft wel degelijk gelijk met zijn opmerking in de Kamer dat Joanie de Rijke haar verkrachting vergoelijkt met allerlei opmerkingen over het respect dat zij toch ook van die Taliban-commandant heeft ondervonden. Hoewel Ghazi Ghul zijn eigen vrouw er maar al te graag had bijgehaald voor een triootje, vindt mevrouw De Rijke het toch van egards getuigen dat hij speciaal voor haar een koekje bij de thee serveert. In een interview met deze krant zei De Rijke dat zij haar ervaringen graag wilde “nuanceren”, dat “dingen nu eenmaal naast elkaar bestaan” en dat het bij mannen in alle culturen voorkomt “dat zij de hormonen niet onder controle hebben”.

Direct na het interview kwam onder de kop “Postmodern geleuter in een christelijk jas” een snerpende reactie uit onverdachte hoek. In Trouw wees Elma Draijer erop dat mevrouw De Rijk een duidelijk slachtoffer is van Stockholm-syndroom, het verschijnsel waarbij de slachtoffers van gijzelingen achteraf verklaren dat de daders eigenlijk mensen zijn met een nobele inborst, die geen andere keus hadden. Volgens Draijer toont het boek van Joanie de Rijke opnieuw aan “hoe diep de postmoderne moraal is ingedaald. Er bestaat geen goed, er bestaat geen kwaad. Wat jij vrijheidsberoving noemt, noem ik gastvrijheid. Wat jij een ordinaire verkrachter noemt, noem ik een man die last heeft van zijn hormonen. Wat jij een dader noemt, noem ik een slachtoffer”.

Een treffende opmerking van Draijer. Toen ik onlangs een aantal stukken las over de oorlogsmisdadiger Demjanjuk kwam ik de opmerking tegen dat Damjanjuk zelf ook een slachtoffer was. Was hij niet min of meer bij toeval als kampbewaker in Sobibor terechtgekomen? Bij Joanie de Rijke lees je: “Ik wil de Taliban niet afschilderen als monsters. Ik ben ook niet kwaad op Ghazi Ghul. Hij heeft me per slot van rekening in leven gelaten”.

In leven gelaten!

Dat is werkelijk wel heel edelmoedig van die Ghul. Een normale vrijheidstrijder zonder een greintje fatsoen zou Joanie niet alleen verkracht hebben, maar hij zou haar ook hebben gemarteld en gedood. Gelukkig maar dat er nog eerlijke, keurige verkrachters bestaan.

Het lijkt mij aannemelijk dat de column van Elma Draijer de inspiratiebron is geweest voor de opmerkingen van Wilders. Helaas kwam het in de Kamer niet tot een debat over het verval van zeden onder de (linkse) elite, door Draijer ook wel “het modieuze glibberdenken” genoemd. Zo’n debat had ik graag willen meemaken.

Toen Femke Halsema als een ware nazaat van juffrouw Laps opriep tot schaamte, kwam er van zo’n gedachtewisseling niets meer terecht en kon Wilders rustig mokken dat hij geen millimeter zou wijken. Nederlandse politici, je zou je er bijna voor schamen.

de Volkskrant,  3 juni 2009, zie ook voor reacties.