Übermenschen, Superjoden en ik daartussen

Beweringen en bewijzen

Sinds mijn zoon voetbalt bij de F’jes heb ik het gevoel dat ik jaren lang wereldvreemd ben geweest en ineens diep de maatschappij wordt binnengezogen. Op zichzelf gaat het nog vredig toe bij de F’jes, maar bijna alle ouders hebben wel verhalen over wedstrijden waar het misging.

onsportief

Een ouder vertelde me dat zijn team een keer een doelpunt dreigde te maken, maar dat een ouder van de tegenpartij het veld was opgerend om de bal juist voor de doellijn weg te schoppen. De ouder van de tegenpartij meende dat de scheidsrechter ten onrechte niet voor een overtreding had gefloten. Daarna ontstond er een discussie over de vraag of  alsnog een doelpunt moest worden toegekend, maar de lol was er vanaf.
Dat gebeurde bij een wedstrijd van tienjarigen.

Een andere ouder vertelde over de gewoonte om bij de pupillen een scheidrechter van de thuisclub te laten fluiten, en wat de gevolgen daarvan zijn. Laatst had nota bene een arbiter van zijn eigen club vijf minuten te vroeg afgefloten, juist toen het spannend werd en de bezoekers op het punt stonden gelijk te maken. De tegenpartij had wraak gezworen en dat gebeurde ook bij de return: elk doelpunt van de vijand werd consequent afgekeurd.

Een jongetje dat daarover protesteerde, kreeg van de scheids een vermanende vinger, waarop het  had geroepen: “Blijf met je tengels van mij af!”. Dat was door de scheids weer beantwoordt met: “Dat zeg je alleen maar omdat ik zwart ben”, waardoor het conflict ook nog een etnisch tintje had gekregen.

Mijn nieuwsgierigheid naar de voetbalwereld was gewekt en toen ik onlangs een uitnodiging kreeg om een wedstrijd van Ajax bij te wonen, heb ik geen moment geaarzeld. In de laatste vijftig jaar heb ik één keer in een voetbalstadion gezeten. Dat was ergens in de jaren tachtig. Als toerist in Florence hoorde ik dat Maradonna die dag tegen de plaatselijke club zou spelen. Het was heerlijk weer, vrolijk gestemde toeschouwers waren in hemdsmouwen, maar Maradonna zat geblesseerd op de tribune. Verder ken ik topvoetbal uitsluitend van de televisie.

Hoewel ras-Amsterdammer had ik de Arena nog nooit van binnen gezien. De entree viel niet tegen. Ik had lange rijen verwacht, maar onze kaarten waren kennelijk zodanig exclusief dat wij buiten het gewone volk om naar binnen mochten. Binnen werden ontvangen door stewards in uniformen, die ook nog keurig met twee woorden spraken. In restaurant kregen wij een diner aangeboden, dat misschien niet de goedkeuring van Johannes van Dam zou wegdragen, maar dat ik heel behoorlijk vond. Er heerste een serene sfeer, waar af en toen inbreuk op werd gemaakt als een deur naar het veld openging. Dan werd er een kakofonie van geluid naar binnen geblazen. De eters keken daar niet van op.

Na de koffie gingen wij de tribunes op.

Ik zag kleurige stoeltjes, vlaggen, vreemd uitgedoste supporters, het geheel maakte de indruk van een marktplaats op een drukke dag. Mijn stoeltje bevond zich precies aan de beroemde voeten van Piet Keizer. Hij keek dus op mij neer, maar gelukkig volgde hij de wedstrijd. Schuin tegenover mij was het vak dat de F-Side wordt genoemd. Er hing een Israëlische vlag.

Superjoden (2)

De supporters hadden hun bovenlijf ontbloot en zongen een lied dat ik niet kon verstaan.

“Wat zingen ze?”, vroeg ik.

“Wie niet springt die is geen Jood”, zei mijn buurman.

“Hoe bedoel je?”.

“Dat moet je positief zien. Ze staan daar allemaal te springen en wie dus niet meespringt, is geen Ajacied, geen Jood”.
Ik moest hier even over nadenken, maar veel tijd daarvoor had ik niet, want op de melodie van het Smurfenlied galmde nu de Arena binnen: “Waar komen Joden toch vandaan? Israël hier ver vandaan. Wonen daar ook superjoden. Ja, daar wonen superjoden! Vinden Joden voetbal fijn? Als ze maar voor Ajax zijn. Tralalaa!”.

Terwijl de andere vakken tamelijk onaangedaan dit lied aanhoorden, stemde het mij weer tot enig nadenken. Waren superjoden eigenlijk een soort Übermenschen? Was dit discriminatie of nou juist niet? Of moest je hier spreken van positieve discriminatie en zou elk bedrijf verplicht een quotum superjoden in dienst moeten nemen, zoals Heleen Mees dat ook voorstaat ten aanzien van vrouwen? Zouden de Amsterdamse burgemeesters, van Wim Polak tot Ed van Thijn en Job Cohen, dankzij de warme band die zij altijd met Ajax hebben onderhouden, ook gerekend mogen worden tot superjoden?

superjoden

(Een superjodenster)

Toen de scheidsrechter – “een brok kifteling”, om met Louis Davids te spreken – affloot, was ik er nog niet uit. Onze superjoden hadden 0-0 gespeeld tegen een stelletje houthakkers uit een Hongaars sprekende industriestad in Roemenië.

Achter Piet Keizer verlieten wij schuifelend de tribune. Ik kon nog net zien dat de Roemeense supporters in hun eigen vak moesten blijven zitten. Zij mochten pas weg als de superjoden vertrokken waren. Anders zou het zeker matten worden en dat moet je natuurlijk niet hebben.

de Volkskrant, 24 september 2009zie ook voor reacties.