Wij trekken van Suurkool

Buitenhof

Het staatspensioen, in Nederland geregeld bij de AOW, is geen socialistische uitvinding. Het was Bismarck die in 1889 als eerste een inkomensverzekering oplegde, welke tot uitkering kwam bij ziekte, invaliditeit of ouderdom.

Bismarck

Het ironische is dat Bismarck juist een enorme hekel had aan socialisten. Enerzijds probeerde hij bij wet te verbieden dat arbeiders zich konden verenigen in politieke partijen, anderzijds deed hij er van alles aan om de arbeiders tevreden te stellen met wetgeving op het gebied van gezondheid, onderwijs en bejaardenzorg.

Bismark stond dus met één been in het verleden en met één been in de toekomst.

De gemiddelde leeftijd in het Pruisen van Bismarck was zeventig jaar. Pensioen kreeg je vanaf je 72ste, zodat de staat geen al te grote risico’s liep. Later is de pensioengerechtigde leeftijd verlaagd tot 65, een getal dat inmiddels een sociale verworvenheid symboliseert.

In Nederland kwam Drees direct na de Tweede Wereldoorlog met de Noodwet Oudersdomsvoorziening, die bedoeld was als een tijdelijke maatregel, maar in 1957 was het werkelijk zover en werd de AOW tot wet verheven door de socialistische minister Suurhoff.

Suurhoff

Suurhoff was een uitstekende minister, die onder meer de vangrail invoerde, maar hij was ook beetje eigenaardig. Toen twee vrachtwagenchauffeurs aan het lossen waren en Suurhoff, op weg naar zijn departement, er met zijn auto niet langs kon, schijnt hij geroepen te hebben: “Weten jullie wel wie ik ben? Ik ben Suurhoff, de minister van Sociale Zaken”.

Waarop een van de vrachtwagenchauffeurs heeft teruggeroepen: “Doe effe kalm, vader! Al was je Suurkóól!”.

Suurhoff stond dus met één voet in het verleden en met de rest van zijn lichaam in de toekomst, maar dit voorval heeft er misschien voor gezorgd dat wij nu niet van Suurhoff trekken, maar van Drees.

Toen de AOW werd aangenomen, belegde de PvdA op het Amstelveld in Amsterdam een feestelijk bijeenkomst. Ik was tien jaar en mijn vader, partijlid, nam me mee. Bij die gelegenheid heb ik de geweldenaren Drees en Suurhoff een handje mogen gegeven.

In 1970 gebeurde er iets vreemds: mijn vader kreeg te maken met de wet waar hij zo’n fervent voorstander was geweest. Hij werd 65 en ging met pensioen. Maar mijn vader wilde helemaal niet. Hij was kerngezond, toch moest hij stoppen. Nog zie ik voor me hoe bedremmeld hij erbij zat op het afscheidsfeest dat voor hem was georganiseerd. Vanaf het moment dat hij mocht genieten van zijn oude dag is hij eigenlijk nooit meer de oude geweest.

Over een aantal jaren bereik ikzelf de pensioengerechtigde leeftijd, maar van de nieuwe AOW-regels zal ik niets merken. Die gaan pas gelden voor mensen beneden 55 jaar. Uiteraard heb ik mijzelf afgevraagd of ik op 65ste zou willen stoppen. Het schrijven en uitspreken van columns is weliswaar een lood, lood, lood, loodzwaar beroep, maar toevallig is het ook leuk werk, waar ik het liefste tot mijn 80ste, tot mijn dood, mee zou willen doorgaan.

En dat is natuurlijk ook de kwestie: vermoedelijk zijn er grote groepen mensen die – zoals ik – gewoon door willen werken en met wie allerlei afspraken te maken zijn over het later ingaan van de AOW. Er is vast een enorme winst te behalen door de AOW helemaal individueel en flexibel te maken.

Pas als het zo ver is, zullen wij – op weg naar de dood – met beide benen in de toekomst staan.

Buitenhof, 18 oktober 2009