Demjanjuk en de fact checker

Columns

Aanwezig bij het Demjanjuk-proces in München kon ik glimp opvangen van de wijze waarop de internationale pers te werk gaat. Journalisten van over de hele wereld waren in grote getale opgekomen, niet alleen om elkaar te beconcurreren, maar ook om elkaar te helpen. Dat laatste was nodig, omdat de omgeving persvijandig was.
Het Landgericht in München liet duidelijk merken weinig trek te hebben in het proces. Hoewel al maanden bekend was dat het proces er aankwam, bleek er nauwelijks iets te zijn voorbereid.

Er stond slechts een bord Demjanjuk-Sammlung, waar de journalisten zich moesten vervoegen. “Alsof wij op transport worden gesteld”, zei een collega en in die mening stond hij niet alleen. Zelfs de Duitse kranten spraken er de volgende dag schande van. Het persbericht dat het gerechtsgebouw om kwart over zeven open zou gaan, werd niet nageleefd. De deuren bleven tot bijna half tien gesloten. Daardoor vormde zich een lange rij van mensen die stonden te vernikkelen van de kou. Vanachter begon geduwd te worden, zodat collega’s van voren werd plat gedrukt. Op een honende nazietoon werd geroepen: “Tür aufmachen!”.

Demjanjuk6

Vanuit het gerechtsgebouw keken de beambten lachend toe hoe het journaille om toegang smeekte. Op een gegeven moment ging in de wachtende massa een petitie rond, die wij moesten tekenen en die later aan de president van de rechtbank overhandigd zou worden. Maar op die ochtend zelf hielp het allemaal niets.

De internationale pers was vertegenwoordigd met een stoet van straalwagens, die als vreemde ruimtevaartuigen rond het gerechtsgebouw stonden geparkeerd. Overal zwermden journalisten uit. Naast mij in de rij stond een fact checker van een van de grote persbureaus, een spichtige vrouw van rond de veertig, die grote indruk op mij maakte. Ondanks het gedrang wist zij zich overal tussen uit te wurmen en als de rij een stap voorwaarts had gemaakt, was zij ineens weer terug.

Ze droeg een groot opschrijfboek met zich mee, waarin zij alles opschreef wat er maar op te schrijven viel. Ze vroeg overal de namen en interviewde iedereen waarvan zij ook maar enigszins dacht dat die iets met het proces te maken zou kunnen hebben. Van een overlevende van Auschwitz noteerde zij het nummer dat op zijn arm was getatoeëerd. Zelfs de Oostenrijke tegenhanger van Julius Vischjager, een demonstrant met keppeltje die overal kaarsen en rozen uitdeelde en verder onzin uitsloeg, werd door haar uitvoerig aan de tand gevoeld.

Soms dook er uit de ochtendmist iemand op, die er wel degelijk uitzag als een persoon van belang. De hele pers stortte zich vervolgens op de passant en mijn fact checker holde er dan achteraan en verdween in het gewoel. Ze ging ook rustig meeluisteren, wanneer een concurrent iemand te pakken had gekregen om te interviewen. Ik had zelfs de indruk dat zij soms expres door het beeld liep. Toen wij uiteindelijk binnen waren, zette zij haar fact checking met grote toewijding voort. In de rechtszaal noteerde zij de namen van alle rechters, advocaten en  Nebenkläger. Ze stond vooraan toen de verdachte werd binnengereden en pende elk detail op dat haar eventueel het vermelden waard leek. Ze bleef nooit langer dan dertig seconden op dezelfde plaats.

Het woord “horzel” kwam bij mij op toen ik haar bezig zag. Ik had een grote bewondering voor haar, maar ik was blij dat ik zoiets niet hoef te doen. De fact checker is de ADHD’er van de journalistiek. Het moet wel heerlijk zijn om zo’n fanatieke fact checker in je team te hebben, want zij verkleint het aantal fouten in hoge mate. In de Verenigde Staten is het zelfs een verplichting om fact checkers in dienst te hebben. Een krant kan ten gronde gaan als hij wordt gesued voor onjuiste informatie. In Nederland kan geen krant een aparte fact checker betalen.

Tenslotte vroeg ik de fact checker of zij zelf ook wel eens iets schrijft. Nee, dat was niet de bedoeling. Dat doen de anderen.

Het Parool,  5 december