U kijkt zo lief: leve de discriminatie!

Columns

Zou Mariëlle Tweebeeke interviewster bij RTL zijn geworden als zij niet een aantrekkelijke jonge vrouw was geweest, maar een dikke matrone met een harige wrat op haar neus? Zou Femke het tot succesvol leider van Groen Links hebben gebracht als zij niet een aantrekkelijke vrouw was geweest, maar een dunne bonenstaak met X-benen?

Zou Hans van Mierlo de voorpagina van The New York Times hebben gehaald als hij geen knappe man was geweest, maar iemand met de onbenullige fysiognomie van Jan Dijkgraaf? Zou John F. Kennedy tot president van de Verenigde Staten zijn gekozen als hij geen knappe man was geweest, maar een gebochelde baardaap met een niet te stuiten haargroei?

Het antwoord op die vier vragen is: nee.

Waarom trekken politici goedzittende pakken aan? Waarom gebruiken zij make-up, ook de mannelijke kandidaten onder hen? Waarom laat Femke Halsema zich met een glad getrokken gezicht afbeelden op een verkiezingsbiljet?
Omdat die politici maar al te goed weten hoe belangrijk uiterlijk is. Omdat die politici maar al te goed weten dat zij op hun uiterlijk worden gediscrimineerd.

Natuurlijk hebben ook lelijke politici succes gehad. Neem Churchill. Maar lelijke leiders zijn in de minderheid. Bovendien was Churchill op een vreemde manier toch onweerstaanbaar en bovendien viel Churchills glorietijd in de Tweede Wereldoorlog, toen men wel wat anders aan zijn hoofd had. Maar nauwelijks was de oorlog voorbij, of Churchill werd weggestemd.

Door zo op hun uiterlijk te letten, geven politici toe aan de neiging van mensen om op uiterlijk te discrimineren. Op uiterlijk te discrimineren is de meest wezenlijke vorm van discriminatie. In feite is het een verhevigde vorm van racisme, maar kunnen wij daar iets tegen doen?

Wij discrimineren vanaf onze geboorte, vanaf het eerste moment dat wij kunnen waarnemen. Wij onderscheiden groot van klein, warm van koud, nat van droog, en rood van blauw. Reeds op zeer jonge leeftijd onderscheiden wij ook mooi van lelijk, waarbij symmetrie over het algemeen als mooi wordt ervaren. Ons zintuiglijk systeem is gebaseerd op een verfijnd vermogen om te discrimineren. Dat alles is misschien heel onredelijk, onrechtvaardig zelfs, maar zo werkt het nu eenmaal.

Sterker nog: zonder het vermogen om te discrimineren, zouden wij niet meer in staat zijn om ook nog maar iets te leren. Wij zouden geen verschillen meer zien en alles zou aan ons voorbijtrekken als een egale mist. Ongelijkheid van mensen is op geen enkele moraliteit gebaseerd, maar het is een feit. Een feit dat ook een zekere charme heeft. Het is waar dat discriminatie veel leed heeft berokkend en nog steeds berokkent, maar wij mogen haar ook wel eens prijzen. Zonder discriminatie zou alles grijs zijn en was er geen leven.

Mariëlle Tweebeeke

Na het lijsttrekkersdebat in Carré was het belangrijkste nieuws dat Balkenende tegen Mariëlle Tweebeeke had gezegd: “U kijkt zo lief”.

Mariëlle, natuurlijk ook ingehuurd om politici tot dit soort uitspraken te verleiden, zei later: “Ik keek helemaal niet lief”.

Allemaal discriminatie, maar van het soort dat plotseling opkomt en waar je nauwelijks iets tegen kunt doen. Femke Halsema verklaarde later dat Balkenende “een knietje” had verdiend.

Een knietje! Dat kan nog erger zijn dan een “zakbal” bij voetballen. Moet Femke niet worden aangeklaagd voor bedreiging met lichamelijk geweld?

Het compliment van Balkenende laat eenvoudig zien dat het een illusie is om te denken dat het in een verkiezingscampagne om de inhoud gaat. Daar gaat het maar voor een heel klein deel over. Dat uitgerekend de lijsttrekker die het meest benadrukt dat het om de inhoud gaat van die inhoud het minste afweet, is wel heel opmerkelijk. Bij Knevel & vd Brink zei Ronald Plasterk dat het helemaal niet erg is dat Cohen niets van de cijfers weet.

De algemene lijn, daar was de generalist Cohen heel sterk in. Dat uitgerekend een wetenschapper met zo’n opmerking komt, laat zien dat Plasterk de universiteit ver achter zich heeft gelaten.

Het Parool, 29 mei 2010