Van lokeend tot lookjood

Columns

Een nieuw woord verscheen deze week in de media: lokjoden. Althans, ik kende het niet. Een van de eerste gebruikers ervan was het kersverse PvdA-kamerlid Ahmed Marcouch.

Ik proefde het woord op de tong – lokjoden – en het beklijfde onmiddellijk. Sommige woorden gaan nu eenmaal onmiddellijk in het geheugen rondspoken.

Kopvoddentax is ook zo’n woord, maar toch iets minder pregnant dan lokjoden.

Kopvoddentax bestaat uit drie elementen en is daarom iets te lang. Net als kopvoddentax bezit lokjoden twee “o” en een “e”, maar die extra “a” bij koppenvoddentax maakt het overdone. Ik vraag me trouwens af of lokjoden niet met een hoofdletter moet worden geschreven. Het zijn per slot ook Joden.

Marcouch wil in Amsterdam lokjoden inzetten om zo Marokkaanse jongeren op het spoor te komen, die duidelijk zichtbare Joden lastig vallen. Je schijnt in grote delen van Amsterdam niet meer met een keppeltje te kunnen rondlopen, zonder een paar scheldwoorden naar je hoofd geslingerd te krijgen. Met behulp van de lokjoden moet de pakkans worden vergroot. Pakkans is volgens mij ook zo’n woord dat furore heeft gemaakt, nadat de criminaliteit als een multicultureel probleem is ontdekt.

Lokeend

Lokjood is afgeleid van het woord lokeend. Dat is, volgens de Dikke van Dale, “een tamme eend, die wilde eenden naar de kooi lokt”. Daarna moet de houten namaakeend zijn gekomen, speciaal door jagers ingezet om wilde eenden op korte afstand te kunnen afschieten. Naar analogie van de lokeend zou de lokjood er strikt genomen toedienen om andere Joden te lokken. Zijn al die Joden eenmaal rond de lokjood verzameld, dan is het des te gemakkelijker ze in te rekenen of neer te knallen. Maar dat is niet helemaal wat Marcouch heeft bedoeld.

Marcouch wil de lokjood niet gebruiken om de prooi te lokken, maar juist om de jagers te lokken. In ons Nederlandsch-Indië, dat wij helaas zijn kwijt geraakt, bonden de inboorlingen een gnoekalfje vast in een kooi, opdat de tijger kon worden verleid naar binnen te sluipen. Multatuli heeft dat nog beschreven. Op een wat lager niveau wordt bij het jagen op de vos nog wel eens een vastgebonden konijntje gebruikt. De lokgnoe of het lokkonijn zouden dus meer geschikt zijn om als voorloper van de lokjood aan te wijzen, maar helaas geeft de Van Dale noch de lokgnoe noch het lokkonijn als een apart lemma.

Het voorstel van Marcouch doet onmiddellijk een beroep op de verbeelding. Waar haal je zo gauw een lokjood vandaan?

Lokjood

Er zijn natuurlijk allerlei figurantenbureaus, die zo een lokjood met aangeplakte baard en pijpenkrullen kunnen leveren. Een zwarte hoed zal ook geen probleem zijn. Maar je moet ook iemand hebben die een beetje schlemielig kan sjokken, zoals een wandelende Jood. Die Marokkaanse jongeren – “tuig”, had ik bijna gezegd – komen op een clichébeeld af, zo zit de werkelijkheid nu eenmaal in elkaar. Raar eigenlijk dat die tijger het gewoon vindt dat het gnoekalfje zo lief blijft zitten.

Marcouch zit op zijn manier helemaal op de lijn van Geert Wilders, die als eerder heeft voorgesteld om lokhomo’s aan het werk te zetten. Omdat niet ontkend kan worden dat ook vrouwen in al te uitdagend geachte kleren regelmatig worden lastig gevallen, moet tevens de inzet van lokmeisjes worden overwogen. En dan heb ik niet alleen over Marokkaanse jongeren als potentiële delinquenten, maar ik vermoed dat ook dat Joran van der Sloot eerder tegen de lamp was gelopen als een lokmeisje zijn pad had gekruist.

“Het bestrijden van het antisemitisme is een zaak van ons allemaal. Een aanval op een jood is een aanval op mij, en op ons”, heeft Marcouch gezegd. Ferme taal, waar ik het alleen maar mee eens kan zijn. Wij kunnen natuurlijk ook iets aan het onderwijs doen, maar daar zal wel weer op worden bezuinigd.

En kijk zondagmiddag (De vijf W’s) om 12 uur naar Nederland 2.

Het Parool, 19 juni 2010