Echte advocaten, geen Flip Fluitketels

Beweringen en bewijzen

Voor de zoveelste maal zag ik op de televisie de Tilburgse pastoor, die elke morgen om kwart over zeven de buurtbewoners uit hun bed wil beieren met zijn kerkklokken. Die pastoor begrijp ik wel.

Pastoor H. Schilder

Hij heeft er plezier in om zijn oorverdovende boodschap uit te dragen, niet in de laatste plaats omdat het je ook een zekere status verschaft als je regelmatig op de beeldbuis verschijnt. En wij kijkers hebben er plezier in wanneer zo’n zwart gejurkte malloot overheidsinstanties en rechtbanken trotseert, met geen ander oogmerk dan vredig slapende burgers wakker te schudden. De hele situatie zou zich uitstekend lenen voor een pennenvrucht van Annie M.G. Schmidt.

Niet zo zeer verbaast mij de ambitie van de pastoor om zijn klokken te laten galmen, het is vooral zijn vasthoudendheid die mij aan het denken zet. Ieder ander zou zich al lang bij de gemeentelijke richtlijnen hebben neergelegd, maar de pastoor blijft ijzerenheinig doorluiden. Ondertussen werkte hij de ene na de andere rechtszaak af, gaat hij telkens in beroep, waarbij zich geen bal aantrekt van welke dwangsom dan ook. De hoeveelheid energie die hij erin heeft gestoken, lijkt een betere zaak waardig, ware het niet dat er bijna geen betere zaak te vinden is dan de goddelijke zaak.

Dat is het hem nou juist.

Maria Margarathakerk

Ik lijd mee met de omwonenden van de Heilige Margarita Maria Kerk, maar de pastoor zou mij diep teleurstellen als hij, na weer een uitspraak van de rechter, zijn verzet zou staken.

Hetzelfde gevoel dat deze Tilburgse pastoor bij mij teweegbrengt, kwam bij mij op toen eerder deze week de klagers aan het woord kwamen in het proces tegen Geert Wilders. Uren, dagen, maanden moeten zij in deze zaak hebben geïnvesteerd. Zij stonden stijf van de zenuwen. En zij konden niet meer toen het uur U daar was. Zij waren boos en verongelijkt. De tranen stonden in hun ogen, hoewel ze vast vele malen hadden gerepeteerd. Ze waren van opwinding niet eens meer in staat zich aan eenvoudige rechtbankregels te houden. Wat tenslotte aan de rechtbank verscheen om zijn beklag te doen, maakte de indruk van een troepje malloten dat volkomen verrast leek, omdat niet heel rechtsprekend Nederland vierkant achter hun verontwaardiging stond.

De aanklagers van Wilders had ik harde, zakelijke advocaten gegund, aan wiens optreden je geen emoties kunt aflezen. Eigenlijk jammer dat Moszkowicz aan de andere kant stond. Of het Holleeder is of Wilders, maakt niets uit, die is altijd op stoot. Maar dan nog. Wanneer je de klachten van de moslims beschouwt als een fase in de emancipatiestrijd, dan heeft het misschien zin je voor te stellen hoe socialistische advocaten het in het begin van de twintigste eeuw hebben aangepakt.

Pieter Jelles Troelstra moet zo’n beetje de eerste socialistische advocaat zijn geweest. Zijn leven was vol emoties, maar in de rechtbank droeg hij zijn driedelig pak en ging hij opstaan voor degenen die hij toch moet hebben gezien als vertegenwoordigers van de uitbuitende klasse. Vergelijk dat eens met Mohammed Enait, de vervaarlijke en de humorloze, die aanschuift om Wilders even “de kleine Hitler” te noemen. Van mij mag het, maar kom dan niet naar de rechtbank om je beklag te doen over de scheldpartijen van de aangeklaagde. Wat Enait hier uithaalt, is de beste manier om de zaak te versjteren. In feite zet hij zichzelf te kijk als de ijdele kwast die alleen zijn eigen stem wil horen, precies zoals die Tilburgse pastoor zijn klokken.

Uiteraard alles in de naam van God.

In mindere mate geldt hetzelfde voor Mohammed Rabbae, die het op zijn naam mag schrijven dat woorden als racisme, racistisch en racist inmiddels zo aan inflatie onderhevig zijn dat zij vrijwel niets meer betekenen. Het zijn botte scheldwoorden geworden, die je voor alles en iedereen kunt gebruiken. Die op alles en iedereen van toepassing zijn, zelfs op de Koran. Met hun klungelige optreden hebben de klagers hun zaak en die van de moslimemancipatie geen goed gedaan. Neem de volgende keer echte advocaten en geen Flip Fluitketels.

PS: Op mijn stukje over de boze ingezonden brief (14-10-2010) heb ik nogal wat reacties gekregen. De meeste daarvan gaan over de legendarische journalist Piet Heil, die had teruggeschreven: “Geachte lezer,  ik heb uw brief voor mij. Ik zit op de wc. Straks heb ik uw brief achter mij”. Esgo Heil, de zoon, liet mij weten het “gaaf” te vinden dat zijn vader nog niet helemaal vergeten is.

Toch moet ik hem nu teleurstellen. Verschillende reacties verwijzen naar de componist Max Reger (1873-1916), die een recensent lik op stuk heeft  gegeven met: “Ich sitze hier im kleinsten Zimmer und habe Ihre Kritik vor mir. Bald werde ich sie hinter mir haben”. Maar nergens heb ik de oorsprong van deze uitspraak kunnen achterhalen, zodat ik moet aannemen dat het hier om een Wanderanekdote gaat.

de Volkskrant, 22 oktober 2010