De kopvoddenjood van Martin Bosma

Invallen

Kiloknaller, winterbanden, schijterij, het zijn allemaal woorden waarvan je hoopt dat je ze in je leven zo weinig mogelijk hoeft te gebruiken. Maar soms kun je niet om ze heen. Als je leeft van AOW’tje, naar wintersport rijdt, of een bedorven haring hebt gegeten.

Martin Bosma

Nog een woord waar ik maar niet aan kan wennen: kopvoddentax. Alles is er plat en vulgair aan. Het is het gemeenste woord van de laatste vijftig jaar. Ik zoek een vrouw van 1 meter hoog met een plat hoofd, zodat ik er een pilsje op kan zetten – die geest ademt ook koppenvoddentax.

Hoofd is kop geworden. De doek een versleten stuk vuil. En daar moet de draagster dan belasting over betalen, zoals de concentratiekampbewoner zijn eigen kuil mag graven. De man die het woord bedacht, moet gespecialiseerd zijn in kleine sadistische misselijkheden. Geert Wilders was degene die het woord introduceerde. In de Tweede Kamer zei hij: “Een kopvodden-tax. Gewoon één keer per jaar een vergunning halen en dan meteen even aftikken. Duizend euro per jaar lijkt me een mooi bedrag. Zo gaan we eindelijk eens iets terugverdienen aan wat ons al zoveel heeft gekost. Ik zou zeggen: de vervuiler betaalt”.

Maar Wilders was niet degene die het woord bedacht. Dat was de PVV’er Martin Bosma, die over zijn vondst opschepte tegen Kustam Bessems van de Pers. Diezelfde Bosma, die zichzelf beschrijft als de erflater van Jacques de Kadt.

Hahaha.

Diezelfde Bosma, die eens heeft gezegd hij niet kan wachten om de neus van Clairy Polak af te hakken. De neus van diezelfde Clairy Polak, die net zo’n Jodenneus bezit als destijds Jacques de Kadt.

Bijna had ik geschreven “de literaire kopvoddenjood Jacques de Kadt”, want als je in de politiek succes wilt hebben met een woord of uitdrukking moet je niet kieskeurig zijn.

Per slot moet iedereen je kunnen begrijpen.

de Volkskrant,  31 december 2010