Jeroen Pauw niet seropositief!

Columns

Het is al weer twintig jaar geleden dat ik op een zonnige middag door de Amsterdamse binnenstad flaneerde en onverhoeds werd overvallen door een reclamezuil met daarop de beeltenis van Aad van den Heuvel, toentertijd een Bekende Nederlander.

Maar wat zag die arme man eruit!

De foto moest genomen zijn tijdens een folterpartij, want het bloed spatte naar alle kanten.
Ik wilde de politie al waarschuwen, maar op een volgende peperbus hing wijlen Johan Stekelenburg, met touwen vastgebonden. Al snel bleek dat de hele stad was veranderd in een troosteloos slagveld van gemolesteerde BN’ers. Johnny Kraaykamp in een gescheurde spijkerbroek, Frank Boeijen met een bloedende hoofdwond en Astrid Joosten nog slechts gekleed in een hobbezak, omdat de verkrachters haar de Frank Govers-creatie van het lijf hadden gescheurd.

Pas na een tijdje drong het tot me door dat allemaal niet echt was, maar dat het een campagne betrof van Amnesty International, uiteraard om “ons bewust te maken” van de martelpraktijken in de wereld. Reuze belangrijk natuurlijk, maar ik zag de fotoshoot voor me waarop zo’n Bekende Nederlander zich liet schminken. Wat zullen ze een lol hebben gehad! En ook nog eens voor het goede doel. Naar ik meen had Reinout Oerlemans iets met die campagne  te maken, iemand die later is uitgegroeid tot een mega-recycleraar van Bekende Nederlanders.

Het gebruik van BN’ers in de reclame zal ongetwijfeld effect hebben, want anders zou het niet zo vaak gebeuren. Van knakworst, tot wasmiddel en supermarkt, vele producten en bedrijven hebben baat bij de inzet van BN’ers. Zij worden geacht een rolmodel te zijn. Het levert de BN’ers veel geld op en maakt ze nog beroemder, al is er natuurlijk wel de keerzijde dat je te koop bent.

Ook voor goede doelen kan het nuttig zijn BN’ers op te trommelen. Hier snijdt het mes aan twee kanten: het goede doel wordt gepromoot, terwijl de BN’er zich bovendien een hoogstaand mens voelt, die heeft meegeholpen aan het verbeteren van de wereld. Dat hij (of zij) daarbij ook zijn eigen ijdelheid streelt, is nog eens mooi meegenomen.

Toch is het een soort laatste redmiddel, de inzet van BN’ers. Als het reclamebureau zelf niets meer weet te verzinnen, is er altijd nog die kaartenbak waaruit kon worden gerekruteerd. Ergens creatief over nadenken, hoeft niet meer met een BN’er, aangezien je de helft van de aandacht al binnen hebt.

Gisteren liep ik weer op een zonnige middag door de Amsterdamse binnenstad, toen ik stuitte op een billboard met de verstilde beeltenis van Jeroen Pauw, zoals altijd gevoelvol voor zich uitstarend.  “Zou je me wegzappen als ik HIV-postief zou zijn?”, had de presentator er namens het Aids Fonds onder laten zetten.

Jeroen Pauw

Over het antwoord hoefde ik niet lang na te denken: “Nee, natuurlijk niet!”.

Als Jeroen Pauw seropositief zou zijn, zou ik beslist gaan kijken. Als dat geen nieuws is, weet ik het ook niet meer. Toen Paul Witteman iets aan zijn prostaat had – van BN’ers weten wij godzijdank alles – heb ik bij zijn terugkeer ook meteen op Nederland 1 afgestemd om zelf te kunnen vaststellen hoe getekend hij uit de wedstrijd te voorschijn was gekomen. En van een met HIV-besmette Jeroen Pauw zou ik meteen alles weten. Of hij wallen onder zijn ogen heeft. Of hij al wankelt bij het opstaan. Of hij zich er dapper doorheen slaat. Wat zijn prognose is? Of zijn medicijnen aanslaan? Kortom, een seropositieve Jeroen Pauw, kan op mijn kijkcijfersolidariteit rekenen.

Anders is het met een niet-seropositieve Jeroen Pauw, wat hij naar ik aanneem is, al weet je het nooit met promiscue mannen. Het afgelopen seizoen heb ik mijzelf er steeds vaker op betrapt dat ik P & W wel eens oversla. Weer dezelfde gasten, weer dat geleuter over dat etentje, weer die kwezel van een Bram Moszkowicz. Ik hunker naar een avond zonder een late night show. Daar kun je me tegenwoordig voor wakker maken.

Het Parool, 28 mei 2011