Tussen ontkenning en aanvaarding

Boeken etc

Het evenwicht
Martin Bril
Uitgever: Prometheus
Sterren: * * * *

Bril & Pam 4

Twee weken nadat ik, ten gevolge van een hersenbloeding, in een rolstoel het huis werd binnengereden, ontving ik van Martin Bril de eerste email. De datering is van 5 maart 2002 en Martin schreef me dit: “Beste Max!!!!! Welkom terug. Bril”.

De mail bevatte ook een PS: “Er rust geen zegen op de tweede beste columnisten van de lage landen; eerst jij je akkefietje, en nu ik – volgende operatie, want tumor in darm. Niet uitgezaaid en goed ingekapseld, maar toch.

Grote groet!!!”.

De uitroeptekens duidden op een paniek, die ook ik toen voelde. Het compliment liet ik voor wat het waard was. Als je onderligt, en al bijna dood, hoor je graag hoe goed je bent, zelfs als die mening komt van iemand die zelf ook bijna dood is.

Voor deze email kende ik Martin Bril nauwelijks. Ik had hem één keer vanuit de verte gezien, toen hij op de burelen van de Amsterdamse zender AT5 kwam binnenwaaien. Een knappe, elegant geklede man, van een nieuwe generatie die de media ging bestormen. Wat je noemt een verschijning.

Maar na zijn eerste mail hebben wij er nog honderden gewisseld over alles en nog wat.

Over het Boekenbal, dat hij bijna daags na een operatie bezocht: “Kort bal. Haat bal. Heeft van dis een hond? Las dat boek van hem. Alles wat ie schrijft over die hond klopt niet. En over die zwervers ook niet. Knuddeboek. Schrok er van. Ben je lekker bezig?”.

Over zijn auto: “Het is een racewagen geworden. 400 PK, 12 cilinders, top van 360 km p/ uur. 1 op 4. nu nog even tunen en chippen, dan trekt ie binnen 3 sec op van 0 naar 150. televisies achterin, telefoon, navigatie, Ipod, geluidsinstallatie met 16 speakers, open dak. Leuk hè, wat hebben het goed”.

Over mijn schrijven: “Schrijf dan eens niet diepzinnig. Gewoon over het weer, moeder de vrouw, de hond, het leven. Dat willen de menschen lezen. Of schrijf  over Maarten Doormans rode Mercedes, of over zijn steenrijke Sijthoff- vrouw en de privéjet waarmee ze zich ieder weekend naar Frankrijk verplaatsen. Dat zijn ook leuke dingen. Of een anekdote uit de oude doos”.

Of over zijn schrijven en zijn ziekte: “6 uur 29 collega, en alweer anderhalf uur op. Of ik wakker werd van de vogels, of van de pijn weet ik niet meer. Zuster morfine heeft laatstgenoemde inmiddels verdreven en ik knutsel bij zachte muziek van de grote Johannes aan mijn oeuvre. Al zeg ik het zelf: het is best imposant”.

Bril evenwicht

Na de calamiteit die ons trof, kwamen onze levens nader tot elkaar, maar tegelijkertijd verwijderden zij zich ook. Het was de ziekte die ons een gemeenschappelijk onderwerp gaf, alleen werd de ziekte bij hem steeds erger en bij mij steeds minder. Terwijl ik zienderogen opknapte en mijn optimisme allengs toenam om een alsnog een hoge leeftijd te bereiken, bleef de storm boven zijn leven razen. Soms nam de wind af, maar steeds doemden er weer  donderwolken op, waarvan hij zo schrok dat zij uitgroeiden tot weer nieuwe depressies. Hij bleef roken en drinken.

In 2008 was het zover. De diagnose luidde dit keer: uitgezaaide slokdarmkanker. Zijn lijdensgang heeft toen nog een jaar geduurd. In die tijd was zijn dagelijkse column nog het enige dat hem overeind hield. Pas een week voor zijn dood gaf hij zich ook op dit punt over: “Ik weet het niet Max. Ik zou mijn schrijverij met alle plezier inleveren voor een portie gezondheid. Daarbij; wie leest ons nou nog? Alleen wij”.

Toen wist ik dat het snel voorbij zou zijn. Ons laatste gesprek voerden wij, zittend op een bankje aan de gracht, vlak bij zijn huis. Een zilveren speedboot lag aan de overkant van het water.

“D’r zit een stukje in”, zei ik.

“Heb ik al over geschreven”, antwoordde hij grimmig.

Verschillende van zijn mails uit onze correspondentie zijn opgenomen in de postuum verschenen bundel Het evenwicht. Ineens kanker. De bundel is samengesteld door Brils weduwe Anneke Stehouwer. Het is haar rangschikking van stukjes, gedichten en mails die Bril het laatste jaar van zijn leven heeft geschreven. Het had ook anders gekund, maar op zichzelf is het al een hele prestatie dat zij uit het “best imposante oeuvre” een handzaam overzicht heeft samengesteld van wat je een “autobiografie van een ziekte” zou kunnen noemen.

Evenwicht is wat Bril graag had gevonden. Een ander zou de bundel misschien de titel De ontkenning hebben gegeven, want dat is wat Bril tot bijna zes dagen voor zijn dood heeft gedaan. Hij wilde er niet aan, hij geloofde het niet, het kwam er bij hem niet in. Het was absurd, belachelijk en overdreven, die ziekte.

Toch wist hij beter.

Bijna elk onderzoek  bracht nieuwe ongunstige ontwikkelingen. Op 7 februari 2009 mailde hij me: “Ik probeer dapper door te gaan. Weet jij een andere oplossing? Er moet toch een moment van mazzel komen”.

Dat moment kwam niet.

De ontkenning kreeg gestalte in allerlei onuitvoerbare plannen. Zo wilde hij beslist een reis door de westkust van de Verenigde Staten maken. Hoe, Martin? Hij had een chauffeur al ingehuurd. Mij wilde hij leren vissen en daarvoor hebben wij vliegtickets gekocht en zelfs een klein motorjacht gehuurd op de Shannon. Toen ik zijn personalia moest doorgeven, schreef hij: “49, nog jong, hè”. Maar naar  Ierland vliegen deden wij niet. Een reisje naar Bretagne met zijn vriend Giphart heeft hij nog wel voltooid.

Overigens was Martin een minder begenadigd visser dan hijzelf wilde geloven. Ik heb het meegemaakt dat hij zelfs in een forellenvijver geen visje wist te verschalken.

Door bestraling en chemo kwam hij in een diep dal, maar tegenover de buitenwereld wilde hij daar niets van weten. Zo schreef hij me: “Creperen van de pijn, puber van huis weggelopen, ruzie met hoogbejaarde ouders, Freek de Jonge aan de lijn ‘ik hoor dat het heel slecht met je gaat’ … Ja met Freek! Met Freek de Jonge.  Intussen zware regenval. Morgen eindelijk de trekking van de megaklapper – die win ik: 25 miljoen. Gaan we alleen nog maar vissen”.

Het evenwicht maakt op indrukwekkende wijze duidelijk wat voor een slopende ziekte kanker is, en tevens wat voor een talent Bril in zich had. Nergens is hij larmoyant of klagerig, waarbij ik een uitzondering moet maken voor zijn gezin dat ontzaglijk veel te verstouwen heeft gekregen.

Maar uiteindelijk blijft de ontroering.

Zijn één na laatste mail aan mij luidt: “Het is slecht. Niks lijkt te helpen. Mijn hoofd lijkt van mijn nek te vallen. Ik heb niet lang meer. Binnenkort landt de rolstoel hier”.

Rolstoel, een gehaat woord. Een gehaat ding. Ik had het destijds meteen de deur uitgedaan, toen ik weer een stap kon verzetten.

HP/De Tijd,  13 mei 2011