Een zielig einde van een wonderbaarlijk schakersleven

Boeken etc

Eindspel, het wonderbaarlijke leven van Bobby Fischer
Frank Brady,
vertaald door Maarten van der Werf en Huub Groenenberg
Uitgever: Thomas Rap
Sterren: * * *


Bobby Fischer(Brady)

Toen de schaker Bobby Fischer in 1967 het toernooi van Monaco won en uit handen van prinses Gracia zijn prijs kreeg uitgereikt, maakte hij op het podium eerst de enveloppe open en telde het geld. Pas daarna bedankte hij de prinses.

Met deze kleine gebeurtenis, die beschreven staat in Eindspel van Frank Brady, heeft Fischer een onthullende typering gegeven van zijn karakter.

Ten eerste toonde Fischer zich als iemand die totaal niet wist hoe het hoort. Ten tweede toonde Fischer zichzelf als iemand zonder enig empathisch vermogen, als een man die nauwelijks belangstelling had voor anderen en voor de wereld om hem heen. Ten derde toonde het zijn paranoia, want je kunt je toch moeilijk voorstellen dat Hare Koninklijke Hoogheid stiekem een paar bankbiljetten te weinig in de enveloppe zou hebben gedaan.

Bobby Fischer (1943-2008) was een wonderkind, dat opgroeide als het enfant terrible van de schaakwereld. Met zijn eigenzinnig en koppig gedrag dreef hij zijn tegenstanders tot wanhoop, waardoor zij niet alleen speelden tegen een ander mens, maar ook tegen een fenomeen dat zo beroemdheid was dat het overal waar het stond of ging werd gevolgd door de media. Toen Fischer in 1972 – eigenlijk nog tamelijk laat – om de wereldtitel speelde, zat zijn tegenstander Boris Spasski die tot dan nog nooit van Fischer had verloren, als verlamd achter het bord.

Als schaker prijs ik mijzelf gelukkig dat ik er in 1972 bij ben geweest, toen Fischer op IJsland die match om de wereldtitel speelde. Lang was het onzeker of Fischer überhaupt naar Reyjavik zou komen. Gevlucht voor de pers zat Bobby in het New Yorkse huis van zijn vriend, de arts Anthony Saidy. Hij twijfelde of zou gaan en Saidy sprak uren op hem in. Hoe gering Fischers inlevingsvermogen was, blijkt wel uit een anekdote die later door Saidy is verteld. In dat huis lag destijds ook Saidy’s vader doodziek op bed. Op een gegeven moment raakte Saidy’s geduld op en riep hij: “In godsnaam, Bobby, mijn vader ligt op sterven”.

Waarop Fischer antwoordde: “Dat is okay, maar wat heb ik daar mee te maken?”.

Tenslotte was het een telefoontje van Henry Kissinger dat Fischer deed besluiten naar IJsland te gaan. Het land riep Bobby. Het land wilde dat Bobby opstond tegen het communisme en de Sovjetrus Boris Spasski zou verslaan. Dat laatste deed Fischer, maar nadat hij wereldkampioen was geworden, heeft hij eigenlijk nooit meer een partij gespeeld die ergens om ging.

Zo verliepen de jaren, Bobby werd steeds ouder en hij verloederde tot een zwerver die al zijn vullingen liet trekken, omdat hij werd beheerst door de obsessie dat die vullingen ongezonde metalen zouden bevatten. En daar kwam nog bij dat Fischer, hoewel zelf joods, zich ontwikkelde tot een rabiate antisemiet die uitspraken deed die verder niemand in het openbaar zou durven doen.

Op de vlucht voor zijn geboorteland de Verenigde Staten, dat een arrestatiebevel tegen Fischer had laten uitgaan wegens het ontduiken van de boycot tegen Joegoslavië, werd Fischer tenslotte in Japan gearresteerd. Na juridisch getouwtrek ontkwam hij naar IJsland, dat hem wegens verdiensten uit het verleden politiek asiel verleende. In Reyjavik bracht hij zijn laatste jaren door in de plaatselijke boekhandel, waar hij zittend met zijn rug naar de muur – hij vreesde altijd aangevallen te worden – zijn laatste jaren doorbracht. Tot op het laatst las hij boeken over de misdadige complotten van het internationale Jodendom.

Robert James Fischer stierf 64 jaar oud, precies het aantal velden van een schaakbord.

Brady

Met dit boek over Fischer voltooide Frank Brady (zie foto) zijn levenswerk. Brady, inmiddels 77 jaar, volgde Bobby toen die nog een kind was en heeft naar eigen zeggen honderden partijtjes met Fischer gespeeld. Daarvan is er bij mijn weten geen één van bewaard gebleven, dus dat neem ik met een korreltje zout. Maar het is waar dat Brady al in 1965 zijn eerste boek over Fischer heeft geschreven, en dat een uitgebreide versie daarvan in 1973 verscheen onder de titel: Bobby Fischer, Profile of a Prodigy – profiel van een wonderkind.

Het is ook waar dat Fischer nooit een rechtszaak tegen Brady heeft ondernomen, wat erop duidt dat Brady door Fischer werd gezien als zijn His Masters’s Voice. Tegen Brady’s concurrent, de Amerikaanse journalist Brad Darrach, heeft Fischer wel allerlei processen gevoerd, die hij overigens allemaal verloren heeft. Darrach schrijft zeker grappiger en met minder ontzag over Fischer dan Brady, die toch de neiging heeft veel gekkigheden van het genie goed te praten.
Maar in veel opzichten is Brady veel beter geïnformeerd dan andere journalisten. In dit boek brengt hij bijvoorbeeld helderheid over Fischers band met zijn moeder. Verondersteld wordt altijd dat die relatie slecht is geweest. Zo is er de anekdote van Ludek Pachman, later doorverteld door Hein Donner, dat Fischer tijdens een toernooi in Santiago om een stuk papier, een passer en een kaart van de stad heeft gevraagd. Daarop trok hij rond de speelzaal een grote cirkel en zei: “Binnen die cirkel mag mijn moeder niet komen, anders trek ik mij terug”.

Brady laat echter zien dat Fischers moeder Regina zo’n beetje al het mogelijke heeft gedaan om haar zoon te steunen. De Fischers hadden het niet breed, maar Regina bedelde overal geld vandaan om Bobby zijn schaaktoernooien te laten spelen en hem op stage naar Rusland te laten gaan. Echt op Bobby zaten de Russen uiteraard niet te wachten, maar aan de andere kant gedroeg hij zich ook daar als een hork, zodat zijn visum voor de USSR niet werd verlengd.
Tot haar dood heeft Fischers moeder haar zoon steeds gesteund. Zijn gaf zelfs een deel van haar uitkering aan Bobby en zij deed dat ook in de periode hij als wereldkampioen miljoenen kon verdienen. Maar Bobby zei op alles nee. De bedragen die hem geboden werden – tot aan tien miljoen dollar – waren altijd te laag. Fischers ghostwriter Larry Evans heeft mij eens verteld dat Bobby drie miljoen van een schoenenfirma aangeboden kreeg, maar dat hij niet op het aanbod was ingegaan omdat de schoenen niet lekker zaten. Hoewel Fischer altijd dacht in termen van geld, boter bij de vis en rechtszaken, kon hij zelf met weinig toe.

Weinig weet Brady te verhelderen over Fischers antisemitisme. Hoe kan iemand die natuurlijk zelf weet dat hij Joods zijn Joods zijn zo verneinen?

Jüddische Selbsthass is mogelijke verklaring, maar dat verklaart uiteindelijk ook weer niets. Ik houd het erop dat in Fischer hersenen gewoon iets neurologisch mis is gegaan, dat wellicht met medicijnen te verhelpen was geweest.
Eén thema rijst in dit boek boven alles uit, en dat is medelijden. Ongetwijfeld is het in Fischer jeugd begonnen met bewondering. Daarna heeft zijn omgeving de bewondering vermengd met mededogen. Van iemand die tot zoveel schitterends in staat is, was men bereid uit mededogen veel te accepteren. Maar tenslotte is het mededogen overgegaan in medelijden. Een groot gevoel van medelijden voor de gek, voor de man met de zieke geest.

Bobby Fischer is gestorven als een zielige figuur. Hij is niet eens de grootste schaker aller tijden. Daarvoor heeft hij te weinig gespeeld en zijn tegenstanders te veel ontlopen.

HP/De Tijd, 16 juli 2011