Moet Mart met pensioen?

Columns

Vandaag behandelen wij een nijpend probleem dat de natie al enige tijd bezighoudt: moet Mart Smeets met pensioen?

Laat ik voorop stellen dat het fenomeen van het pensioen mij onsympathiek is. Altijd wordt beweerd dat ouderdomsvoorzieningen ten koste gaan van de jongeren, maar het ligt juist andersom.

De AOW is een gemene truc van jongeren om ouderen uit hun banen te krijgen. En u weet wat er met ouderen gebeurt zodra zij achter de geraniums terecht komen? Dan gaan ze dood.

Hoedt u dus voor het pensioen, blijf doorwerken. Beweging is goed voor lichaam en geest.

Maar wij hadden het over Mart Smeets.

Als Mart in zijn vak net zo goed is als Walter Cronkite, Larry King of Jérôme Heldring dan mag hij wat mij betreft tot zijn honderdste de Tour de France verslaan.

Net als destijds de legendarische Hugo Walker heeft Mart Smeets voor- en tegenstanders. Tot zijn tegenstanders reken ik Nico Dijkshoorn, die in De Wereld Draait Door de gewoonte heeft het taalgebruik van Mart Smeets op de hak te nemen. Verder is daar wijlen Jan Blokker, die geen goed woord voor Smeets over had. Blokker noemde hem “de grootste aansteller van Nederland”. Aan de andere kant staat een serie voorstanders, onder wie Volkskrant-columnist Peter Middendorp. Die vindt Mart Smeets weliswaar “een poseur”, maar meent toch dat niemand zo aanstekelijk over een etappe kan spreken als Mart Smeets.

Lance-factor

Om een beter begrip van de materie te krijgen, las ik het Smeets’ laatste boek De Lance Factor, over leven en werken van meervoudig Tour-winnaar Lance Amstrong. Een groot stilist is Smeets beslist niet. In de eerste alinea wordt al meteen een kool en een geit gespaard, en verder het staat vol met zulke uitdrukkingen. Als Amstrong iets heeft verteld, schrijft Smeets niet “Amstrong vertelde dat, enz.”, maar “Amstrong vertelde mij dat, enz.”.

Zonder dat “mij” zouden de boeken van Mart Smeets niet compleet zijn.

De Lance Factor is geen journalistiek boek, zoals Tom Egberts die wel pleegt te schrijven. De grote vraag ten aanzien van Amstrong is natuurlijk of hij doping heeft gebruikt, maar dat zoekt Smeets helemaal niet uit. Vermoedelijk veel te veel werk. In het verleden heeft Smeets ook altijd meelevend geknikt als Joop Zoetemelk, Gert-Jan Theunisse of Steven Rooks hem huilend kwamen vertellen dat zij heus, echt niet, hadden geslikt. Het lijkt er veel op dat je Mart Smeets alles kunt wijsmaken. Hij is vooral een fan, en heel erg in de verte misschien ook een heel klein beetje journalist. Wel een journalist die zelf niets weet en alles uit de tweede hand heeft, zoals oud-wielrennen Danny Nelissen onlangs in deze krant verklaarde.

Over het belang van sportjournalistiek kun je een boom opzetten, waarbij je je kunt afvragen in hoeverre sport een kritische aanpak verdraagt. De gemiddelde sportjournalist doet net alsof hij een kritische volger is, maar eigenlijk heeft hij geen andere taak dan het bevredigen van nationalistische gevoelens. Waar dat toe kan leiden, liet onlangs NRC.Next zien. De krant bracht ’s ochtends groot op de hele voorpagina dat Robert Gesink nog altijd de Tour kon winnen. Toen ik ’s middags keek, werd diezelfde Gesink op de eerste col gelost en kwam hij praktisch als laatste binnen.

Misschien moet zo’n verslaggever toch een ander vak zoeken.

De Tour de France kun je ook nauwelijks een journalistieke gebeurtenis noemen. Eindeloos peddelt het peloton voort, terwijl ondertussen de tijd door “de commentatoren” moet worden vol geleuterd in een proza dat de weetjesjournalistiek niet voorbij komt. Vaak moet ik daarbij denken een de uitspraak: de geschiedenis is het toneel van vele oorlogen, waarbij aan het eind de Jood het altijd heeft gedaan. Ik hoop dat u het niet verkeerd opvat, maar ik bedoel: de Tour de France is een bijzonder spannende aangelegenheid, waarbij aan het eind een massasprint volgt die altijd door dezelfde renners wordt gewonnen.

Geef Mart nog een jaartje.

Het Parool, 16 juli 2011