De waarde van een Jood in Palestijnen

Beweringen en bewijzen

In het Nederlands Dagblad las ik een interview met Zebulan Simantov, de laatste nog in Afghanistan levende Jood. Hij is 52 jaar, tapijtverkoper en hij woont in een vervallen sjoel in Kaboel.

Simantov 1

Op het internet staan prachtige foto´s van hem, zittend op een tapijt in zijn kleine synagoge. Hij heeft een pyjamabroek aan en over zijn enorme buik hangt een wit onderhemd. Hij lijkt sprekend op Onslow, de arbeider uit de serie Keeping Up Appearances, die eens de onsterfelijke woorden heeft uitgesproken: “I’m sitting here completely surrounded by NO BEER!”.

Simantov draagt wel een keppeltje. Hij woont alleen, want zijn vrouw en zijn twee dochters zijn naar Israël geëmigreerd.

Na het vertrek van zijn familie is Simantov als Jood nog een tijdje met z’n tweeën geweest, maar Isaac Levin – de op één na laatste Jood van Afghanistan – is onlangs gestorven. Uit het interview blijkt dat Simantov en Levin een opmerkelijke relatie met elkaar onderhielden: ze hadden namelijk altijd ruzie.

Simantov2

In 1998 trok Levin bij Simantov in, maar al snel waren zij het oneens over alles en nog wat. Toen Levin – aldus Simantov – beweerde dat Simantov een Israëlisch spion was, werden beiden door de Taliban ingerekend. Een oude Thora, het enig waardevolle bezit van Simantov, werd in beslag genomen omdat Levin de Taliban had wijsgemaakt dat het boek twee miljoen dollar zou opbrengen. Simantov houdt het op tienduizend dollar. Het terugvinden is zijn levensvervulling geworden, maar niemand weet waar hij zoeken moet.

Wonderlijk dat de twee altijd ruzie maakten. Is dat gekomen door de moeilijke omstandigheden (nurture), of omdat je maar twee Joden bij elkaar hoeft te zetten (nature) om een verschil van mening te krijgen? Het is niet bekend onder welke omstandigheden Levin zijn kompaan er bij lapte, maar over de Taliban hoeven wij ons geen illusies te maken. Ook in de Tweede Wereldoorlog kwam het voor dat Joden doorsloegen en andere Joden aan de Sicherheitsdienst uitleverden. Sytze van der Zee heeft een dik boek geschreven waarin dit een van de thema´s is en ook in de deprimerende studie Jodenjacht van Ad van Liempt en Jan Kompagnie kom je het fenomeen tegen.

Jodenjacht gaat over de rol van de Nederlandse politie bij het opsporen en arresteren van Joden. Mocht u nog het idee hebben dat de Nederlanders onder een gezamenlijke identiteit een keurig volkje vormen, dan zal dit boek u voorgoed genezen.

De afgelopen tijd is nog al eens de vraag gesteld hoeveel het leven van één Jood, in dit geval Galit Shalid, waard is. In de Tweede Wereldoorlog was het leven van een Jood niets waard, maar vertegenwoordigden zijn (of haar) bezittingen een grote waarde. Er was de Nederlandse politie dan ook veel gelegen aan het arresteren van Joden, want zodoende kregen de agenten niet alleen een extra premie, maar konden zij zich ook te goed doen aan portefeuilles, kluizen, sieraden en ander achtergebleven huisraad. Joden vangen was een lucratieve bezigheid en menig agent leefde op die manier in aanzienlijke welstand.

Toch begon de waarde van een Jood aan het einde van de oorlog weer enigszins te stijgen. In het midden van de jaren vijftig dook ineens een tante van mijn vader op, die de oorlog overleefd bleek te hebben. Ze had in Theresienstadt gezeten en was vlak voor de capitulatie met een aantal lotgenoten geruild tegen een trein vol medicijnen en bij Zwitserland de grens overgezet.

Door de toegenomen vrijheid en de stijgende welvaart is de waarde van mensen, en dus ook die van Joden, aanzienlijk gestegen. Zo becijfert de federale milieudienst van de Verenigde Staten elk jaar wat een Amerikaan waard is. In 2009 was dat nog 6,9 miljoen dollar, maar ik denk dat dit bedrag door de crisis is gezakt. Het wordt altijd als een schande ervaren om een mens uit te drukken in financiële waarden, maar bij de belastingdienst en in de gezondheidszorg doen ze niets anders.

Geld is maar één van de ruilmiddelen. Zo is de Israëlische soldaat Galit Shalid geruild tegen duizend Palestijnen gevangenen. Het moesten er beslist 1000 zijn en geen 250 of 500. Met andere woorden:  één Israëlische soldaat is duizend Palestijnse gevangenen waard. Beide kampen vonden het kennelijk een redelijk deal, want anders was de ruil nooit doorgegaan.

Maar als ik de baas van Hamas was geweest, dan had ik dit nooit geaccepteerd. Eén op duizend, dat zou toch werkelijk mijn eer te na zijn geweest. Kom op, zeg! Waar is je trots? Eén Palestijn, en zeker eentje die met een autobom wil sterven voor de goede zaak, die is niet minder maar juist veel meer waard dan een Israëlisch soldaat.

Mogelijk waren de Israëlische soldaten op aan Palestijnse kant, ik kan het niet anders verklaren.

de Volkskrant, 21 oktober 2009