Zonder parfum kun je het als blad wel schudden

Columns

Vooropgesteld zij dat ik een enorme bewondering heb voor mensen die in deze digitale tijden een nieuw papieren blad op de markt brengen. Papier is een mooi product, maar net als kolen, bakeliet of filmrolletjes behoort het tot een vergane tijd.
Wie een papieren blad uitbrengt, moet tegen de wind in varen. Hoe groot is de kans dat zoiets lukt? Lang hebben bouwers van zeilschepen geprobeerd het stoomschip bij te houden, maar uiteindelijk moesten zij de concurrentiestrijd opgeven. Mooie schepen zijn het, die zeilschepen, maar niemand treurt erover dat zij inmiddels zijn verdwenen uit de grote vaart.

Park1

Mijn hart sprong mijn open toen ik Park zag liggen, een nieuw blad dat de ondertitel De journalistieke glossy voert. Ik houd van glossy´s, maar vooral houd ik van journalistiek, dus wat wil je nog meer. Mijn bewondering steeg nog meer toen ik Park opensloeg en al meteen op de eerste pagina´s advertenties zag staan van Cartier, Tiffany´s en Givenchy. Het zijn dat soort merken, die de tijdschriften nog een beetje in stand houden. Zonder parfums kun je het tegenwoordig wel schudden als bladenmaker.

Chanel

Helaas nam mijn enthousiasme bij het eerste doorbladeren enigszins af. De makers van Park hadden duidelijk gekeken naar het Amerikaanse Vanity Fair en laten wij thuis ons abonnement op Vanity Fair nou net hebben opgezegd. Een jaar lang hebben wij het in de bus gehad. Een prachtig vormgegeven blad, daar niet van, maar op het laatst werden wij een beetje gek van al die Chanel en Dior-advertenties. Ook de supersnelle Mercedessen en BMW´s zullen wij nooit kopen. Het lijkt soms of Vanity Fair aan zijn eigen advertentiesucces ten onder gaat. Met een machete moet je je een wegbanen door de jungle van luxeadvertenties om bij het volgende journalistieke verhaal te komen. Journalistiek letterlijk als de achterkant van reclame. Dat ergerde wel eens, te meer omdat die journalistieke verhalen steeds meer gingen tegenvallen. Wil ik alles over Lady Gaga weten?

Als zulke vormgegeven advertenties in je blad staan, moet je ook een hoge journalistiek standaard meedragen. Wat voor Vanity Fair al moeilijk is, is voor Park nog moeilijker. Was me van tevoren hadden gevraagd waarmee ze zo´n eerste nummer zouden openen dan had ik meteen geantwoord: met Matthijs van Nieuwkerk, al of niet in combinatie met een van zijn vrienden. En inderdaad: de vriend heet dit keer Wilfried de Jong. Ik doe een gokje: het tweede nummer gaat over Pauw & Witteman.

Veel ouwejongenskrentenbroodjournalistiek, en dat geldt eigenlijk ook voor een artikel dat “Relschoppers” heet en waarin wij opnieuw de usual suspects tegenkomen: Sophie Hildebrand, Theo Maassen, Heleen van Royen en Derk Sauer. Woont die Sauer echt in Rusland? Monique van der Ven en haar man Edwin de Vries staan er natuurlijk ook in met een gezamenlijk interview. Ik miste in Park alleen Jeroen Krabbé, maar misschien stond hij net voor de spiegel toen ze hem belden. Bekende Nederlanders en journalistiek verhouden zich slecht. Bekende Nederlanders en amusement verhouden zich beter. Gaan ze samen dan wordt het bijna altijd een slecht huwelijk.

Het enige stuk dat er uitspringt is dat van Peter Buwalda over de zo ongelukkig geëindigde judoka Wim Ruska. Het lot van de reus, geveld door een hersenbloeding, was al een keer via de televisie tot mij gekomen, maar Buwalda weet zijn verhaal door zijn stijl toch iets extra´s te geven. Een echte journalistieke feature, dat wil zeggen een verhaal waarin iets wordt uitgezocht, zou in Park niet misstaan. Kortom, er is nog veel werk aan de winkel om het blad tot een permanente verschijning te maken.

Bij de AKO lag Park naast Privé. In dat laatstgenoemde blad wordt over Matthijs van Nieuwkerk verteld “dat de dames van de make-up voor hem sidderen”, dat ze zelfs een ambulance voor hebben gebeld toen hij onwel werd en dat goed gaat met zijn huwelijk. Maar ik durf te wedden dat u dat allemaal niet wilt weten.

Het Parool, december 2011