Donald Duck of Donald Drugs

Beweringen en bewijzen

Mijn zoon (11) moet binnenkort in groep zeven zijn spreekbeurt houden. Hij heeft lang getwijfeld of het moest gaan over Donald Duck of over drugs. Wij, als ouders, hebben niets gezegd en gewacht tot hij zijn keus bekend zou maken. In onze liberale familie heerst het geloof in de eigen verantwoordelijkheid, en verder hopen wij er het beste van.

Drugs

Zijn kamer is bezaaid met nummers van het vrolijke tijdschrift. Van drugs daarentegen hebben wij niets in huis, dus als het om directe informatie gaat, ligt de keus voor de hand. Maar toen kwam hij ons vertellen dat hij de Donald Duck toch een te kinderachtig onderwerp vond en dat het over drugs zou gaan.

Wat te doen?

We wisten dat het weinig zin had hem het onderwerp uit zijn hoofd te praten. Dat zou hem nog nieuwsgieriger maken. Wij begrepen ook dat er iets groters in het geding was dan een spreukbeurt, namelijk onze houding die onafwendbaar in de toekomst ook zijn houding zou bepalen. Mag je je kinderen iets verbieden dat je zelf in je jeugd tot je hebt genomen en waarvan je misschien wel hebt genoten? Mag je je kinderen iets ontzeggen, waaraan je jezelf tamelijk achteloos hebt overgegeven? Kortom, heeft de ouder, in het belang van het kind, recht op hypocrisie?

Neem het roken. Mijn vrouw en ik hebben tamelijk flink gerookt. In mijn geval is het begonnen met pakjes zware shag, daarna Gauloises, vervolgens filtersigaretten en sigaartjes, waarna het is geëindigd met kleine hersenbloeding. Toen ik half bewusteloos de MRI-scan werd binnengereden, was de eerste vraag die de arts aan mij stelde: “Rookt u?”.

Juist, dacht ik, en sindsdien heb ik geen tabak meer aangeraakt. Ook met alcohol ben ik uiterst terughoudend geworden. En sindsdien duurt mijn blessuretijd al bijna langer dan de hele tweede helft.

Onze ouderlijke dubbelhartigheid ten aanzien van het roken hebben wij aldus opgelost. De kinderen mogen direct na hun achttiende hun rijbewijs halen, op voorwaarde dat zij tot die tijd niet zullen roken. Wij verkeren nog altijd in de verwachting dat het zover gaat komen, al kun je natuurlijk niet overal bij zijn.

Ondertussen was mijn zoon begonnen met het verzamelen van materiaal. Zo kwam hij er achter dat er hard drugs en soft drugs bestaan. Die hard drugs zijn verslavend en die soft drugs eigenlijk ook, maar minder. Hard drugs zijn verboden, soft drugs niet.

“Pap, wat is GHB?”, riep hij terwijl hij op de computer Wikipedia aan het raadplegen was.

“Geen idee, jongen”.

“Dat is een partydrug, pap. En het wordt ook gebruikt als date rape drug. Wat is dat, pap?”.

“Zeg, moet jij ook niet de topografie van Duitsland leren. Ga daar eerst maar aan werken”.

Ik begon een beetje spijt te krijgen van onze liberale opvattingen, maar allengs werd onze zoon steeds meer een expert. Vooral paddo’s fascineerden hem. In elk geval kwam hij daar steeds op terug. Hij is dol op gebakken champignons en er was uitleg voor nodig  om hem ervan te overtuigen dat de champignons in de supermarkt toch niet hetzelfde effect veroorzaken als de paddo’s in de smartwinkels. “Laatst is er een meisje van de brug gesprongen. Ze had paddo’s gebruikt”, zei hij, want kinderen in de grote stad zijn streetwise voor je het in de gaten hebt. Nog niet zo heel lang geleden is op het schoolplein een echte moord gepleegd. Dat minister heeft toen nog toegezegd dat zij de school een bezoek zou brengen, maar tot dusver is dat er niet van gekomen.

Cocablad

“Zeg pap, waar wordt cocaïne van gemaakt?”.

“Van cocabladeren, jongen. Die verbouwen ze in de jungle. Daar kun je op kauwen en dan word je stoned. Wist je dat ze het coca-extract vroeger in de Coca Cola deden”.

“Echt waar?!”, riep hij opgetogen.

“Echt waar. Het is ook eerst verkocht als een medicijn waar je beter van wordt, maar nu is het verboden. Tegenwoordig doen ze een beetje cafeïne in de cola, dat komt uit koffiebonen. Maar dat is meer voor de smaak dan voor het effect”.
Nog een tijdje zaten wij samen knus te googlen. “Maar één ding moet je mij beloven, zoon”, zei ik, “dat je zelf nooit gaat gebruiken. Beloofd?”.

“Beloofd”, zei hij plechtig, en hij gaf mij een high five. En nu maar hopen dat hij een goedje haalt.

De Volkskrant,  29 maart 2012