Er zijn spionnen onder ons

Columns

Op een informatiezitting in de Tweede Kamer heeft Jan-Kees Goet, plaatsvervangend hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, verklaard dat de AIVD niets onoorbaars heeft gedaan bij het inzetten van Nederlandse journalisten tijdens de Olympische Spelen in China.
Het is de AIVD wettelijk toegestaan een ieder aan te werven als “menselijke bron”.

Dus waarom ook geen journalisten?

Die opmerking lijkt mij volkomen  juist. De fout ligt natuurlijk niet bij de AIVD, maar bij de journalisten die zich hebben laten inhuren. Als de Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) de actie van de veiligheidsdienst “zorgelijk” vindt en bij minister Spies van Binnenlandse Zaken protest aantekent, dan is zij aan het verkeerde adres. De NVJ zou haar eigen beroepsgroep bestraffend moeten toespreken. NVJ-leden die in China voor de AIVD hebben gewerkt, dienen onverwijld te worden geroyeerd. Als ik hoofdredacteur was en ik bemerkte dat een van mijn redacteuren voor de AIVD werkt, volgt er ontslag op staande voet.

Maar ja, hoe kom je achter de namen van de journalisten? Die worden zorgvuldig geheim gekomen. Toch moet je ze kunnen opsporen door de accreditatielijsten zorgvuldig te scannen. Veel werk, maar het is te doen.

Dat ook journalisten informatie vergaren voor veiligheidsdiensten is een oud fenomeen. In hun boek Villa Maarheze, over de geschiedenis van de inlichtingendienst buitenland, geven de auteurs Bob de Graaff en Cees Wiebes daar verschillende voorbeelden van.  Zo kreeg Mr. C.L.W. Fock, secretaris-generaal Algemene Zaken, in 1949 van de dienst het verzoek of hij een lijst wilde doorgeven van correspondenten die voor dag- en weekbladen in het buitenland werkten. Ook werd gevraagd om de namen van journalisten die voor reportages regelmatig in den vreemde verkeerden.

Sal Tas

Van verschillende journalisten uit die tijd is bekend dat zij rapporten hebben opgesteld voor veiligheidsdiensten. De roemruchtige Sal Tas (1905-1976), zie foto, jaren lang voor deze krant correspondent in Parijs, bezat in de CIA een tweede werkgever, zoals later is gebleken. Ook Frans Goedhart, oprichter van Het Parool, onderhield nauwe banden met organisaties die door de CIA werden gefinancierd. Tas en Goedhart deden dat uit ideële motieven. Zij zagen in het communisme een gevaar dat met alle mogelijke middelen moest worden bestreden.

Tas en Goedhart hadden misschien een door de oorlog getourmenteerd wereldbeeld, maar zij kenden tenminste hun zaakjes. Of dat ook heeft gegolden voor de Nederlandse sportjournalisten in China, lijkt mij de vraag.

MHoeveel van hen kende Chinees? Wisten zij iets van het land?

Volgens De Telegraaf, die als eerste het bericht bracht, gaat het om “een zevental redacteuren en verslaggevers, onder wie freelancers”. Verder meldt de krant: “Alle journalisten, die de AIVD aanzocht voor het verrichten van werkzaamheden, stemden daarmee in. Slechts een verslaggever sloeg uit principe een financiële vergoeding af”.

Die laatste is de idealist van het gezelschap. Hij deed het helemaal gratis! Vermoedelijk, omdat hij bang is dat de Chinezen binnenkort bij Lobith de Rijn komen afzakken.

Die zeven zijn de spionnen in ons midden. Ik zie ze blokken op hun rapportjes, of kregen zij ’s nacht een stille op de kamer? Of leverden ze pas in, toen ze weer bij moeder thuis op de bank zaten? Ik kan mij trouwens nauwelijks voorstellen dat het waardevolle informatie is geweest. Zelf heb ik in 1996 als verslaggever de Spelen van Atlanta gevolgd. Toen al was alles zo strak geregeld dat je nauwelijks iets te weten kon komen van wat eigenlijk geheim moest blijven.

Volgens mijn vrouw bezitten de Chinese restaurants in Nederland een aparte lachkamer. Telkens als weer een Nederlander een bord nasi bestelt en denkt dit  Chinees eten is, trekt de ober zich in dat kamertje terug om zich even een kriek te lachen.

Zo gaat dat natuurlijk ook met die rapportjes van de zeven Nederlandse sportjournalisten. Die zijn al lang in Chinese handen en toen zij werden gelezen, klonk er een hoongelach dat zelfs de Chinese Muur deed schuddebuiken.

Het Parool,  23 juni 2012