Het debacle van de sportjournalistiek

Columns

Laat ik voorop stellen dat ik al jaren een voorstander ben van het vrijgeven van doping. Dat hele bloed- en piscircus heeft de sport slechts kwaad gedaan. In de eerste plaats is de sport erdoor gecriminaliseerd. Overtreders worden bestraft, beboet en uitgesloten. Soms worden zij zelfs als misdadigers van hun bed gelicht.

Daarnaast wordt de sport door al die controles in hoge mate infantiliseert. Ineens zijn volwassen mensen niet meer de baas over hun eigen lichaam en worden zij behandeld als stoute kinderen.

Het gebruik van doping zou competitie vervalsend werken, wordt beweerd. Tim Krabbé heeft erop gewezen dat sport per definitie oneerlijk is. Nog nooit zijn sporters met gelijke kansen aan de start gekomen. De een heeft langere benen om mee hoog te springen, de ander heeft kilometers meer getraind voor de marathon en weer een ander heeft zulke biceps ontwikkeld dat hij een tennisbal nog harder kan slaan. Ik kan het wel oneerlijk vinden dat Kasparov meer aanleg heeft voor het schaakspel dan ik, maar dat kan voor mij toch geen reden zijn om van Kasparov te eisen dat hij van zijn onrechtvaardig voordeel geen gebruik van mag maken. Je kunt zelfs volhouden dat doping de strijd eerlijker en democratischer maakt. Wanneer iedereen het mag gebruiken, krijgen mensen met wat minder talent eindelijk ook eens de kans om te winnen.

Tenslotte zou doping ongezond zijn. Zelfs als dat waar is, kan ik het geen overtuigend tegenargument vinden. Verbiedt dan de hele topsport, want die is ook zonder doping erg ongezond. Er is geen bevolkingsgroep waar zo veel wordt geopereerd als onder topsporters. Toon mij een sportsporter en ik toon u zijn littekens. Kortom, zorg ervoor dat doping op een medisch verantwoorde wijze wordt gelegitimeerd.

Daarom is het niet in de eerste plaats Lance Amstrong, die ik iets kwalijk neem. Hij heeft op een tamelijk briljante wijze getracht een rigide systeem te ontduiken en te verneuken. Dat is hem zeer lang gelukt. In feite is de ontmaskering van Amstrong veel meer het debacle van de hele sportjournalistiek. In al die jaren hebben al die duizenden sportjournalisten nooit iets ontdekt. Stront in de ogen. Dagelijks speelden zij dikke mik met het wielerpeloton. Ze sliepen in het hol van de beer, maar ze zagen niets, hoorden niets, voelden niets, en het idee dat zij de luis in de pels moesten zijn kwam eenvoudig niet bij ze op.

Lance-factor

Het symbool van al die journalistieke onkunde is zonder twijfel De Lance Factor van Mart Smeets. Het is in één klap het meest bespottelijke sportboek geworden van de laatste honderd jaar. Smeets mocht  bij Amstrong op de thee komen, helemaal in Amerika. De hielenlikkerige hagiografie die hij daarna schreef, bevat talloze hoofdstukje met titels als: Lance Amstrong en zijn vader, Lance Amstrong en zijn ploegleiders, Lance en zijn materiaal, Lance Amstrong en zijn vrouwen.

Enzovoort, enzovoort.

Maar een hoofdstukje over Lance Amstrong en zijn doping bevat zijn boek niet. Wel schrijft Smeets: “Ik maakte hem op kwetsbare, eerlijke, gespannen, spannende, stille en nietszeggende momenten mee”. Wat zijn eerlijkheid waard is, weten wij nu. Behalve dat hij hard kon fietsen, moet Amstrong ook een werkelijk groot acteur zijn. De Richard Burton van het peloton. Maar opnieuw: Mart en zijn collega’s stonden in de coulissen, met hun neuzen er bovenop, maar zij zagen niets.

In zijn boek wijdt Smeets enige aan gevoelige regels aan de relatie tussen Amstrong en Levi Leipheimer. Die laatste heeft nu opgebiecht dat hij ook bij de Rabo-ploeg heeft geslikt. Geef Mart Smeets een standbeeld met als onderschrift: Blinde Maupie, sportjournalist.

Het Parool, 13 oktober 2012